Taalperikelen

Nog maar eens een filering van een paar artikelen over taalperikelen, eerst eentje van een variatielinguïst (stilaan een pijn in het achterste), dan van een literatuurdocent. Waarom heb ik hier zoveel aandacht voor?

Taal is blijkbaar belangrijk voor veel mensen, gezien de reacties op berichten over diverse aspecten van onze taal. En telkens ervaar ik een gebrek aan duidelijkheid in de gepresenteerde teksten. Dat is ook dikwijls het geval met andere onderwerpen, maar als het over taal gaat wordt ik sterker aangesproken, misschien omdat ik denk dat misverstanden, die de wereld om zeep helpen, in grote mate worden veroorzaakt door basale fouten in het taalgebruik. Dat was vorige lente ook al duidelijk bij de artikelen over de vermeende wijzigingen in de ANS (zie Algemene Nederlandse Communicatiekunst? en ANS – Algemene Nederlandse Spraakverwarring), waaruit ik concludeerde dat de linguïsten zelf het nodig vonden om verwarring te stichten.

Deze keer stootte ik in Knack op een artikel door Hans Vandevoorde, docent Nederlandse Literatuur aan de VUB, die zegt "Zeuren over taal? Geef mij maar de zekerheid van een norm". Dan denk ik: ja uiteraard hebben we een norm nodig; twijfelt daar iemand aan? Dit artikel bleek een antwoord te zijn op een ander Knack artikel van Eline Lismont, "Moet de taalpurist met pensioen?", dat op zijn beurt samenhing met een presentatie bij de Universiteit van Vlaanderen. De volgende bedenking is dan: wie wil de taalpurist nu weer de mond snoeren? Dus sla ik weer aan het fileren. Hieronder vind je:
– Eline Lismont in Knack: "Moet de taalpurist met pensioen?"
– Hans Vandevoorde in Knack: "Zeuren over taal? Geef mij maar de zekerheid van een norm"
– Eline Lismont in de Universiteit van Vlaanderen: "Heeft zeuren over taal zin?"
– Mijn samenvatting: "Verdere analyse en conclusie"
Wil je er rap vanaf zijn, lees dan zeker de samenvatting.

Moet de taalpurist met pensioen?

Voor de Universiteit Van Vlaanderen staat Eline Lismont stil bij de hardnekkigheid van sommige taalfouten.

Jan Des Roches, een Vlaams taalberegelaar (is dat een woord?) uit de achttiende eeuw, bespreekt in zijn grammatica uit 1761 de regels bij het verkleinwoord. Om zo'n verkleinwoord te vormen, schrijft hij, voegt men simpelweg -ken achter het zelfstandig naamwoord. Dat toenmalige grammatici vormen als manneken en boeksken het meest correct vonden, is niet zo vreemd. Dat was immers de vorm die het meest in het taalgebruik voorkwam (is dat zo?). Maar ook vandaag zijn zulke verkleinwoorden nog frequent in verscheidene dialecten en in de tussentaal. De kans is dus groot dat, als je in het weekend op café gaat, je daar een colake met een chipske bestelt, en dat terwijl je in het Standaardnederlands enkel spreekt over een colaatje en een zakje chips (een café is ook bij uitstek niet de plaats om Standaardnederlands te spreken, dus dit is begrijpelijk).

Toch zal die bestelling in het café bij de meeste taalgebruikers geen kritiek uitlokken. Maar, als je daarna zegt dat je paprikachips eigenlijk lekkerder vindt als zoutchips, springt je buur aan de bar van een kruk om je onverbiddelijk op de gemaakte taalfout te wijzen (doorgaans dient zo'n schromelijke overdrijving als deze even later om een bedenkelijk idee te verdedigen). Herkenbaar is het allicht, maar is dat schoolmeesterlijke vingertjesgewijs (dit had minder dubbel gekund, bv. "vingertjewijzen") over taal terecht en, vooral, heeft het zin? Maar zeker ook: heeft het wel zin om die vraag te stellen? Overigens  is er toch wel een verschil tussen beide fouten: je weet onmiddellijk wat "een colake" is, maar bij "lekkerder als…" verwacht je dat er iets komt als "… je op café bent". Dit is dus niet zomaar een andere uitspraak, maar een betekenisprobleem. Het noemen/heten geval is er ook zo één.

Zo'n fout tegen de als/dan-regel is één van de grootste ergernissen van de taalpurist (voor zover ik mijzelf beschouw als taalpurist ben ik het daar niet mee eens; logische fouten als noemen/heten zijn m.i. minder vergeeflijk, dus erger). En ondanks het overvloedige geklaag en het rodepennenwerk blijft de fout hardnekkig optreden in het gesproken discours van de Vlaming. Je zou er als purist bijna moedeloos van worden, want de regel is toch simpel: in een vergelijking met een vergrotende trap gebruik je het woord dan en niet als. "Het is zo moeilijk niet" wordt dan vaak geïrriteerd gezegd, en toch slagen we er niet in die regel consequent toe te passen. Hoe komt dat? Ik ben benieuwd. Ik wijs er alvast op dat het "overvloedige geklaag" (wat ik overigens betwijfel) en het rodepennenwerk zich allicht afspelen in een schoolcontext, en niet op café.

Hoewel de taalregel groter dan inderdaad vrij gemakkelijk is, en veel taalgebruikers die norm eigenlijk ook wel kennen, is groter als al eeuwenlang de meest frequente vorm in grote delen van het taalgebied. Moeten we dat zomaar geloven? Hebben we daar betrouwbare informatie over? Anderzijds mag gezegd worden dat de normkeuze "als" of "dan" eerder arbitrair is, want in het Duits is het "größer als". Maar zodra een norm gesteld wordt, mag men toch bedenkingen maken bij afwijkingen daarvan, niet? En in tegenstelling tot het achtervoegsel -ken, dat in Vlaanderen nog tot diep in de achttiende eeuw werd voorgeschreven bij het verkleinwoord, kozen grammatici er al vroeg voor om groter dan op te leggen als taalvoorschrift. In dat geval week de norm dus (?) af van wat er in het eigenlijke taalgebruik gebeurde. (1) Dit bouwt verder op die cijfers die er niet zijn. (2) Als de praktijk niet voldoende correct of stabiel geacht wordt, is er ook geen reden om een norm daarop te baseren. Je kan je dus afvragen of een norm wel altijd op de praktijk moet gebaseerd zijn (zie verder omtrent draagvlak). De keuze om groter dan vast te leggen als regel was dus niet gebaseerd op het taalgebruik, maar het was een kwestie van taalnormering van bovenaf, waarbij grammatici toch enigszins arbitrair opteerden voor dan boven als, zonder dat ze daar een goede taalkundige reden voor hadden. (1) Lijkt te kloppen, gezien het verschil met het Duits. Maar opnieuw: moet een norm wel gebaseerd zijn op het taalgebruik? Een taalgebruik dat zich richt naar de norm, en een norm die zich richt naar het taalgebruik, dat is problematisch, want dat zwiert alle kanten uit (trouwens ook een gevaar in democratieën…). De hond die zijn eigen staart vangt. (2) Dit voorbeeld mag niet veralgemeend worden. Aan de noemen/heten kwestie is niets arbitrairs.

Groter als is dan ook een vorm die voor moedertaalsprekers natuurlijk aanvoelt en daarom voorkomt in de gesproken taalpraktijk. Klopt niet. (1) Voor wie de norm in zijn waarde laat voelt dit niet natuurlijk aan. (2) Dit voelt wel natuurlijk aan voor wie het zo geleerd heeft! En dat komt vooral door overerving (via de moedertaal, of via een andere taal, bv. het Duits?), en door toevallig gegroeide gebruiken (arbitrair!) in al dan niet plaatselijke dialecten. Dat de opgelegde groter dan niet systematisch wordt toegepast door sprekers heeft dan ook weinig met luiheid of onverschilligheid te maken, zoals taalpuristen vaak wel beweren (maar inderdaad wel met het volgen van natuurlijk aanvoelende gebruiken)(dus taalpuristen hebben het fout…?). In een spontaan gesproken discours vertrouwen we immers op vormen die natuurlijk aanvoelen voor ons als taalgebruikers. En ja, groter als is voor veel (hoeveel…?) sprekers de norm in een informeel gesprek. Dit is erg; dit zou erop neerkomen dat het taalgebruik zelf voor "veel sprekers" in feite de norm is, wat uiteraard niet kan, anders had je massa's normen, vermits elk individu zijn eigen taalgebruik heeft. De term "norm" wordt hier aangerand. Of mag iedereen zelf bepalen wat "norm" betekent? Dat is ook precies hoe de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) het beschrijft. Klopt niet! De ANS zegt nergens dat "groter als" voor veel sprekers de norm is.

Enkele maanden geleden ontstond er nog commotie over een vermeende versoepeling van de grammaticaregels. Verscheidene kranten beweerden toen dat groter als vanaf nu ook correct is. "Want zo schrijft de nieuwe ANS het voor", klonk het. Journalisten hadden de grammaticaregels, en daarbij ook het doel van de ANS, echter verkeerd begrepen. De ANS is een descriptieve grammatica en ze beschrijft dus hoe wij taal gebruiken. De passage over de als/dan-regel – die bovendien niet gewijzigd werd, en dus helemaal niet nieuw is – sloot dan ook aan bij de talige realiteit: in de gesproken taal komt groter als ook voor, maar in een verzorgde geschreven tekst gebruik je best groter dan. Over een versoepeling van de grammaticaregels was dus geen sprake, over het beschrijven van variatie in taal daarentegen wel. Het waren wel linguïsten die de steen in de kikkerpoel gooiden; waarom is nog altijd niet heel duidelijk. Mogelijk heeft dit verwrongen idee van een norm ook de eerdere heisa in de kranten veroorzaakt.

Ook bij soortgelijke uitingen als na voor naar (huh? waar komt dit vandaan?), of het dooreenhaspelen van de werkwoorden noemen en heten (!!), fronsen taalpuristen de wenkbrauwen (en terecht). Het zijn, net zoals de als/dan­-fout, relatief banale taalkwesties die grammatici, taalpuristen en leraren al eeuwenlang proberen uit te roeien met driloefeningen als: zeg niet x, maar zeg y. Zonder veel succes (dus probeer maar niet meer…?), zo blijkt, want de bekritiseerde vormen duiken nog steeds veelvuldig op in ons taalgebruik. Waar al dat geklaag van taalpuristen wel toe heeft geleid, is taalonzekerheid bij sommige sprekers (dat ook nog?? weg met taalpuristen!). Hypercorrecte vormen als even groot dan zijn daar een voorbeeld van. Leuke redenering, dat wel (als je tenminste "hypercorrect" leest als "doorgeslagen"). Alleen, de noemen/heten kwestie is allesbehalve "relatief banaal", omwille van de verschillende betekenissen, m.a.w. de semantiek. Van iemand die "groter als" zegt weet je onmiddellijk dat die "groter dan" bedoelt, maar als iemand noemen verkeerd gebruikt, moet je dat eerst nog afleiden uit de rest van de zin, en dat verstoort de communicatie. Dat variatielinguïsten dat niet lijken te begrijpen is wel bijzonder ergerlijk.

Zeuren over taal heeft dan ook niet vaak het gewenste effect (zeuren heeft zelden het gewenste effect; gezond verstand werkt beter, maar dat moet je wel willen gebruiken). Als grammatici en taalpuristen er al in slagen een taalverandering teweeg te brengen (wat doorgaans niet het doel is van taalpuristen…), dringt die opgelegde norm (pleonasme; zie ook Vandevoorde; het lijkt alsof variatielinguïsten wel een norm aanvaarden, maar niet dat die wordt opgelegd) meestal door in een aantal formele contexten, terwijl het spontane taalgebruik zijn eigen gang blijft gaan (je kan van een norm ook niet verwachten dat die onmiddellijk natuurlijk aanvoelt; dat vergt tijd). Wanneer taal verandert onder invloed van spelling- of grammaticaregels, gaat het bovendien over talige constructies die vaak al op de terugweg waren in het eigenlijke taalgebruik. Ho maar! Zijn daar betrouwbare gegevens over? Dit is wel grof. Taal laat zich dus (jawadde; niks "dus") moeilijk controleren van bovenaf, en als taalverandering optreedt, komt het initiatief meestal vanuit het taalgebruik zelf (dus hebben we geen norm nodig…?). Of je dat nu leuk vindt, of niet. Hoe is het mogelijk. De rol van een norm als middel tot betere verstaanbaarheid tussen taalgebruikers wordt ondergraven. Waar dient dat eigenlijk voor, die variatielinguïstiek? Variatie is er nu eenmaal, vandaar het nut van een norm. En dat die variatie wordt gebruikt als studieobject door mensen die daar graag hun brood mee verdienen, OK; dat gebeurt ook op veel andere vlakken. Maar als linguïsten vervolgens de norm gaan bestrijden, waar zijn we dan mee bezig?

Niet alleen over taalfouten, maar ook over andere vormen van variatie wordt geklaagd door taalpuristen. Als taalpuristen ergens over klagen, zijn het afwijkingen van de norm, maar niet de variatie! Of hoe een ogenschijnlijk normale tekst verschillende grofheden kan bevatten. Discussies over jongerentaal en taalverloedering laaien vaak hoog op, en telkens proberen vakexperten (linguïsten?) de gemoederen te bedaren (te zeggen dat alles mag?). Het komt er steeds op neer dat variatie een essentieel onderdeel is van taal (en verloedering een essentieel deel van maatschappelijke evolutie?). Dat is ook het geval voor de genoemde kwesties: taalkundig gezien zijn de vormen groter dan en groter als evenwaardig (dat is zo; kijk naar het Duits). Ze passen beide in het talig repertoire van een spreker (van sommige sprekers, ja, nl. zij die de norm willen negeren). Maar, begrijp me niet verkeerd: dit is géén pleidooi om alle taalnormen over boord te gooien, of om fouten met de mantel der liefde toe te dekken. Daar lijkt het anders heel hard op… Integendeel, taalgebruikers moeten de taalregels uiteraard wel kennen (zelfs dát niet, maar taalgebruikers die de regels kennen moeten daarvoor niet vies bekeken worden). Maar waar het echt om draait, is dat we als sprekers variatie in taal correct kunnen inzetten (neen, dat we elkaar verstaan). Een doorgedreven taalbeheersing hangt niet samen met consequent enkele oppervlakkige taalregels toepassen (waarvan er sommige alles behalve oppervlakkig zijn; dat het arbitraire als/dan geval wordt misbruikt om het logische noemen/heten geval los te laten is misdadig; ik heb zelden een venijniger vlag-en-ladingprobleem gezien), los of wars van de context. Wel gaat het om taal flexibel te kunnen gebruiken naargelang de situatie. Zeg dus gerust groter als met vrienden op café, daar is niets mis mee, maar weet als spreker ook dat het in een formeel gesprek anders moet. Echt, het gebrek aan logica is stuitend. Ze pleit nog net niet om op café "groter als" te zeggen. Ik zou kunnen zeggen dat het toelaten alleen al schadelijk is, omdat de afwijking van de norm dan verder verspreid geraakt, maar daar gaat het niet eens over. Dat we het normaal moeten vinden (in een informele context, om diverse gegronde redenen) dat van de norm wordt afgeweken (ik vermijd de term taalfouten!), wil nog niet zeggen dat we de norm dan maar moeten afschaffen.

Taal zal altijd veranderen en gelukkig zal variatie blijven bestaan (dat is menselijk, maar m.i. eerder ongelukkig). Zelfs al slagen taalpuristen erin de als/dan-fout uit te roeien (dat proberen ze niet eens!), duikt er ongetwijfeld weer een nieuwe kwestie op om te bekritiseren. Dus, beste taalpuristen, wees wat verdraagzamer (ten opzichte van wat?); jullie zullen niet snel zonder werk komen te zitten (hoezo werk? kan je daar ook een beroep van maken?).

Een conclusie?

Dus, moeten taalpuristen met pensioen? Dat zal vooral van hun leeftijd afhangen, zeker…? Maar wat is eigenlijk hun rol in dit verhaal?
– In gesprekken is er altijd een samenspel van persoonlijke (!) talen, beïnvloed door taalverschillen tussen de sprekers, en door een taalnorm.
– Daar worden taalfouten gemaakt, omdat een mens nu eenmaal bij alles wat hij doet al eens fouten maakt.
– Sommige fouten zijn hardnekkiger dan andere. En sommige fouten zijn storender dan andere, zeker als ze een correct begrip van de boodschap verstoren (bv. noemen/heten).
– De tolerantie voor gesproken fouten verschilt volgens de persoon en de omstandigheden.
– Sommige fouten lokken een reactie uit bij sommige personen, die vervolgens worden versleten voor taalpurist of taalnazi.
Alle stappen in dit proces zijn moeilijk uit te schakelen, dus zullen taalpuristen ook niet verdwijnen, ook al zouden variatielinguïsten dat wel willen.

Neandertalers

Ik denk dat taalpuristen in feite niet bestaan, zeker niet in de betekenis van iemand die als een gendarme te pas en te onpas anderen hun taal corrigeert op basis van de norm. De taalpurist is eerder een uitvinding van taalgebruikers en linguïsten die zich niet willen gebonden voelen aan een taalnorm (en wie staat dan het dichtst bij de Neandertalers?). De mate waarin een individu een norm wil volgen (bv. een taalnorm, of het verkeersreglement), verschilt van persoon tot persoon. En net zoals je in het verkeer soms (maar ook niet altijd) een boze reactie krijgt als je iemand anders stoort (bv. als je precies 50 rijdt op een buitenweg waar je 70 mag), kan je ook in een gesprek een reactie krijgen als je iemand stoort (!), bv. als je boodschap dubbelzinnig is (maar ook dát gebeurt niet altijd). Voor elke reactie van een vermeende taalpurist zijn er honderden niet-reacties van luisteraars die voor zichzelf bepalen wanneer ze de flow van het gesprek belangrijker vinden dan de boodschap zelf (die dan hopelijk correct toekomt). Maar af en toe krijg je een conflict tussen persoonlijke talen (bv. de ene zegt noemen, en de andere moet constateren dat heten bedoeld wordt), en soms volgt daaruit een reactie, en dié reactie op de korrel nemen duidt wel degelijk op onverschilligheid voor een goede communicatie.

De tekst van de presentatie voor De Universiteit van Vlaanderen is wel heel verschillend. Een stuk langer ook. Zie verder. Eerst fileer ik de reactie van de literatuurdocent.

'Zeuren over taal? Geef mij maar de zekerheid van een norm'

Hans Vandevoorde, hoofddocent Nederlandse literatuur aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB), heeft het artikel van Eline Lismont gelezen, en is er ook niet gelukkig mee.

'Sommige variatielinguïsten kennen hun taal niet en lijken daarom op variatie aan te dringen. Ondertussen demoniseren ze de verzorgde standaardtaal van de 'ander", reageert Hans Vandevoorde (VUB) op de bijdrage van Eline Lismont voor de Universiteit Van Vlaanderen.

Variatielinguïsten als Eline Lismont (Knack 24/09/2021, 'Moet de taalpurist met pensioen?') stellen hun eigen premissen niet in vraag. Eerste vooronderstelling: 'taal is natuurlijk'. Taal is echter altijd aangeleerd (!!) en bovendien (of bijgevolg), wat 'natuurlijk' heet voor de een, is het niet noodzakelijk voor de ander. In mijn dialect (het West-Vlaams) bijvoorbeeld zeggen we 'groter dan', nooit 'groter als'. Hoe kan die 'groter als' dan voor iedereen natuurlijk aanvoelen? Helemaal mee eens. Ik heb trouwens de indruk dat "groter als" helemaal niet zo dikwijls gezegd wordt, en dus geen goed voorbeeld is. Naar mijn "aanvoelen" komt de noemen/heten-vergissing (of fout…) veel meer voor, en vooral in het Antwerpse en het Gentse.

Tweede vooronderstelling, die met de eerste samenhangt: 'taal verandert van onderuit'. Als dat zo zou zijn, dan spraken en spelden we nog op verschillende regionale wijzen (!!). Taal is wel degelijk ook door de inbreng van heersende klassen (de "spraakmakende gemeente"; mooie term) en dus van bovenaf geëvolueerd en genormeerd. De nagel op de kop.

Wanneer zulke premissen niet in vraag worden gesteld, dan heeft dat twee gevolgen. Een eerste gevolg is dat variatie de nieuwe norm wordt (wat uiteraard niet kan werken). Het normatieve taalgebruik van Lismont & co is opvallend. Al wie nog vasthoudt aan een standaardtaal, wordt weggezet als een 'zeurkous', een 'zieke', een 'politieagent' of zelfs een 'taal-nazi'. Tweede gevolg is dat variatielinguïsten onzekerheid zaaien: want hoeveel normen (er is sprake van een formele en een informele; een strenge voor schriftelijk taalgebruik, een zwakke voor mondelinge taal) moet je als nieuwe taalgebruiker dan wel leren? Zullen we geschreven en gesproken taal verder uit elkaar laten groeien? Zullen we binnenkort ook het onlogische 'hij is groter als mij' in de plaats van 'hij is groter dan ik (ben)' toelaten? Die "informele norm" lijkt mij inderdaad een kwalijke zaak. Ten eerste kan er maar één norm zijn. Ten tweede, een informele norm (in plaats van een formele dus) zou het hele taal-nazi-gedoe verleggen naar die informele norm, wat allicht ook de variatielinguïsten niet op het oog hebben. Ten derde is een informele norm, net als gevolg van de taalvariatie, zelfs niet definieerbaar. (2) Het onderscheid tussen geschreven en gesproken taal wordt veel te weinig gemaakt.
Geef mij maar de zekerheid van een norm. Dan vermijd je vage uitspraken als 'enigszins arbitrair', pleonasmen als 'opgelegde norm' en foute redeneringen als 'het initiatief voor taalverandering komt meestal vanuit het taalgebruik zelf'. Hoe kan het 'taalgebruik' nu het initiatief nemen en waarom is er initiatief nodig als die taal toch zo natuurlijk evolueert? Dit is discutabel. De norm beschrijft spelling en syntaxis, maar geen semantiek. Je kan nog steeds volgens de norm de grootste onzin schrijven. Dit gaat over het verschil tussen feiten en opinies, of over het gebruik van (of gebrek aan) gezond verstand. Enkele bemerkingen daarbij. (1) In de meeste teksten (ook die van mijzelf) zit wel ergens een redenering die niet helemaal klopt. Dat is moeilijk te vermijden, maar het is jammer als dat dikwijls of met opzet gebeurt. (2) Geef ook mij maar een norm, maar dan om "letterlijke" misverstanden te vermijden. Communicatie verloopt altijd gemakkelijker als dezelfde taal wordt gebruikt. Naarmate de persoonlijke talen verschillen (bv. verschillende dialecten) is een norm (bv. AN) nuttiger. Met elkaar spreken gaat gemakkelijker als je dezelfde taal gebruikt, inclusief dezelfde afwijkingen van de norm (!). Maar als je moet schrijven heb je wel de gemeenschappelijke norm nodig, omdat er voor al die verschillende persoonlijke talen immers geen schrijfnorm bestaat (!). Geschreven teksten die niet voldoen aan de norm storen het leesproces!

Sommige variatielinguïsten kennen hun taal niet en lijken daarom op variatie aan te dringen. Ondertussen demoniseren ze de verzorgde standaardtaal van de 'ander'. Ik kan nergens uit afleiden dat ze hun taal niet kennen; Eline Lismont spreekt en schrijft aardig volgens de norm (hoewel ze allicht uitspreekt wat eerst geschreven werd, dus dat scheelt). En variatie is er altijd (bv. als gevolg van dialecten, en van de verschillen tussen persoonlijke talen), maar dat betekent nog niet dat de norm de variaties moet volgen; dat kan immers niet, en het is ook nergens goed voor. Anderzijds zie ik ook dat variatielinguïsten proberen afwijkingen van de norm als norm te laten erkennen, en iedereen die daar tegen in opspraak komt de mond te snoeren. Laat ons hopen dat het gezond verstand sterk genoeg is, en de norm standhoudt.

Eline Lismont bij De Universiteit van Vlaanderen

De tekst van de presentatie bij de Universiteit van Vlaanderen is niet dezelfde als die op de VRT-website. Ik noteer wat gezegd werd, met correctie van de (zoals steeds vergeeflijke) fouten… Mijn indeling in paragrafen is arbitrair.

Ik gebruik hier dezelfde techniek als gewoonlijk: de tekst ontleden, en commentaar geven bij en tussen de zinnen. Vooral in deze tekst maakt dat een verschil; die bevat immers een aantal methoden om je een bepaald idee te laten slikken zonder dat je er erg in hebt. Als geheel maakt de tekst (op mij alvast) weinig indruk, omdat er geen duidelijk betoog in zit, en de oorspronkelijk vraag in feite niet beantwoord wordt. Maar in detail zit ze vol bedenkelijke stellingen. Ik ben in zo'n geval altijd bang dat de lezer ten onrechte een positief beeld krijgt van het betoog, en de voorgestelde conclusies bijgevolg impliciet steunt.

Bijwerking 21-12-2021: een link naar deze presentatie werd gepubliceerd in de Taalpost #2344. Jammer.

Heeft zeuren over taal zin?

Ben jij iemand die zijn vrienden wijst op elke taalfout die ze maken? Of maak jij eerder de fouten, en erger je je vervolgens blauw aan de taalpurist? In het komende kwartier kom je te weten wie van jullie twee gelijk heeft. "Elke taalfout", "blauw ergeren", … Als zwart/wit (z/w) intro kan dat tellen.

Beeld het je even in. Iemand wandelt de kamer binnen en stelt een nieuwe vriend voor. "Hij noemt Jan", wordt gezegd. En meteen klinkt licht geïrriteerd door de kamer "Hij heet Jan, bedoel je". Iedereen kent hem wel, die ene (z/w) persoon die op iedere taalfout wijst en ook consequent je taalgebruik verbetert. Misschien voel je je nu aangesproken, en ben jij een taalpurist die iedereen (z/w) rondom zich terroriseert (z/w) met taalregels. Hoewel de taalpurist zich ergert aan taaluitingen die niet helemaal (eufemisme) correct zijn ergert de taalgebruiker zich ook aan het schoolmeesterlijke gedrag van de taalpurist. En je kan je dan ook de vraag stellen wiens frustraties nu eigenlijk terecht zijn. Laten we eerst eens kijken naar de taalgebruiker die een taalfout maakt. De taalpurist onder vuur. Met dergelijke zwart-wit voorstellingen moet je altijd wat oppassen; meestal dienen die om een geforceerde en doorgaans onjuiste stelling te verdedigen. Het begrip "taalpurist" wordt hier impliciet gedefinieerd als iemand die voortdurend de taalfouten van anderen corrigeert. Zelfs als zou dat zo zijn, dan nog zijn er ook taalliefhebbers die hier en daar eens een opmerking maken over een taalfout, en dan nog afhankelijk van de context. Over de frustraties van toehoorders t.o.v. problematisch taalgebruik door sprekers die onverschillig zijn voor goede communicatie, wordt echter met geen woord gerept. Als consequent een taalfout gemaakt wordt die de communicatie verstoort (en noemen vs. heten is er zo eentje) dan mag daar wel eens op gereageerd worden zeker? Maar nee, variatielinguïsten gooien blijkbaar graag overdrijvingen op het hoopje van de taalpurist, om vervolgens via bashing hun eigen agenda door te drukken, nl. het normaliseren van bepaalde fouten. Dit is overigens een veel gebruikte vuile techniek: het plaatsen van een overdrijving waar niemand achter staat, tegenover de eigen stelling, die dan gemakkelijker wordt aanvaard. Mondeling is deze techniek nog vuiler, omdat je dan als luisteraar nog minder kan reageren. Zouden die variatielinguïsten dat tijdens de opleiding leren?

De spreker zegt "Hij noemt Jan", terwijl het duidelijk is dat je hier het werkwoord "heten" moet gebruiken, en niet "noemen". Dat betekenisonderscheid is helemaal niet moeilijk, en toch is dit een fout die veel sprekers maken. Hoe komt dat dan? Ik ben benieuwd (spoiler alert: deze vraag wordt niet beantwoord). Er is geen reden om noemen en heten te verwisselen, dus is het een kwestie van toevallige verspreiding van een taalfout. En die "Veel sprekers" is verdacht onduidelijk; Antwerpenaren en Oost-Vlamingen samen zijn ook "veel sprekers", maar er zijn er nog veel meer andere, zeker bij onze noorderburen. Wil dat zeggen dat al deze sprekers dom zijn en de taalregels niet kennen? Welnee, helemaal niet. Vaak (?) kent de taalgebruiker de norm wel. Maar in een erg informele context, zoals op café met vrienden, let hij minder op zijn taalgebruik, en daardoor maakt hij een fout. Dit is toch een vreemde redenering. Het is niet omdat je niet oplet dat je een fout maakt! Je kan wel een fout maken als je probeert tegelijk aan twee dingen te denken, of als die fout al min of meer een gewoonte is, zoals noemen/heten voor "veel sprekers". Mijn ervaring is dat sommige mensen altijd noemen zeggen i.p.v. heten, op café en elders, dus niet opletten is een vals argument. Dezelfde spreker zal in een formele context, een sollicitatiegesprek bijvoorbeeld, dezelfde fout wellicht niet maken. Zelfs dat is niet zeker. Veel belangrijker dan de formele of informele context is het taalgebruik van je gesprekspartner (!). In gelijk welk gesprek, zij het een sollicitatie of toogpraat, gebruik je zo mogelijk een taal die aanleunt bij die van de ander(en). Wat meteen aangeeft hoe fouten zich kunnen verspreiden. Of hij zou de fout daar alleszins niet mogen maken. Enerzijds is het dus belangrijk dat je de norm kent, en daarom is het ook goed dat de taalpurist je op die fout wijst. Flauw, alsof "taalpuristen" daarvoor een verantwoordelijkheid dragen? Maar anderzijds is het toepassen van die norm niet in elke context vereist, of zelfs nuttig. Dat hangt dan weer van de fout af. Voor betekeniskwesties als noemen/heten is het wel nuttig (!) dat de norm wordt toegepast, want dat gaat om een correct begrip van de boodschap. Want in een gesprek met vrienden mag er gerust een taalfout gemaakt worden (meestal gaat het daar zelfs niet om taalfouten, maar om een andere versie van de taal). En dat zo'n fout gemaakt wordt is overigens ook heel normaal. Opletten nu. Taal is immers altijd in beweging, en is onderhevig aan verandering. Wat nog geen reden is om fouten te maken (!). Zo heeft een verandering in de maatschappij ook zijn weerklank op taal. Dat is het duidelijkst zichtbaar wanneer je de woordenschat van het Nederlands bekijkt. Er duiken steeds nieuwe woorden op in onze taal, woorden die we tien of zelfs vijf jaar geleden niet kenden en gebruikten. Taal veranderde in het verleden trouwens ook al, en dat is dus geen ziekte van deze tijd. Dat kan allemaal wel zijn, maar ik zie nog steeds geen verband met taalfouten. Je hebt eerst het taalgebruik (dat inderdaad varieert door veranderingen in de maatschappij), dat gevolgd wordt door de norm (die het taalgebruik stroomlijnt t.b.v. efficiënte communicatie), en pas daarna komen de taalfouten (tegen de norm in, en dan nog alleen in een formele context). Anderzijds zijn afwijkingen in een informele context onvermijdelijk, maar dát vervolgens gebruiken om te stellen dat je fouten mág maken, en bijgevolg de norm waardeloos is, da's wel heel straf. Is dit toch anarchisme? Wat volgt is een uitweiding die vooral moet afleiden van de bedenkelijke uitspraak dat fouten maken normaal is. Denk bijvoorbeeld aan het verdwijnen van de naamvallen in het Nederlands. Terwijl er in het Middelnederlands nog systematisch een onderscheid werd gemaakt tussen de genitiefvormen "der" en "des", zijn de naamvallen al sinds eeuwen verdwenen uit het spontane taalgebruik. Ja, zo'n genitief kan je nog terugvinden in enkele versteende uitdrukkingen als "'s morgens" en "de procureur des konings", maar verder zijn alle genitiefvormen vervangen door de bezitsconstructie "van de" of "van het". Waar men vroeger dus "de vader des kinds" zei, zegt men nu "de vader van het kind".

En niet enkel taal verandert, maar ook taalnormen verschuiven steeds (is dat zo? en wie doet dat dan?), en omdat (moet eigenlijk "als" zijn; mooi voorbeeld van een bedenkelijke stelling) de regels van onze taal veranderen is het ook niet zo vreemd dat er taalfouten gemaakt worden. Dat kan kloppen, maar dat is nog steeds geen verklaring voor alle fouten tegen regels die niet veranderd zijn, zoals noemen/heten, en zelfs als/dan(!). En (een beetje vranker nu, lijkt het wel) wanneer een fout frequent genoeg en door de juiste mensen (??) gemaakt wordt , wordt het opeens een innovatie. Lieve help, wat gaan we nu krijgen? Dit is van de pot gerukt. Noem een fout een innovatie, en ze is OK?? Jawadde. Denk maar aan invloedrijke personen zoals journalisten (Tim Pauwels ten spijt) en rappers (huh?). Als zij een taalfout maken, wordt die innovatie (ze meent het?!) al snel opgepikt door andere taalgebruikers, en slaat de motor voor taalverandering aan. Echt, man. Een norm hebben we niet meer nodig. Laat de taal dan maar organisch evolueren. Eens zien hoe snel er schimmel op staat. En basisscholen kunnen Nederlands misschien vervangen door een vak Sociale Media? Je zou daardoor zelfs kunnen zeggen dat de taalfouten die gisteren gemaakt werden, de norm van vandaag zijn geworden. Zouden ze blijkbaar wel willen…

En toch denken veel taalpuristen dat het maken van fouten altijd (z/w) samenhangt met verloedering. Ze oordelen dan dat taal verandert door luiheid of onverschilligheid, omdat men de moeite niet wil doen om zich aan de taalregels te houden. En bovendien denken veel taalpuristen dat taal daardoor steeds gemakkelijker wordt. Weer even opletten. Ik zie het al aankomen. De dame gaat nu aantonen dat taal niet gemakkelijker wordt, en bijgevolg de taalpuristen weer ongelijk hebben (wat blijkbaar de boodschap van haar betoog is). De onderliggende aanname is dat onze taal steeds minder complex wordt in vergelijking met vroeger, toen er bijvoorbeeld wel nog een uitgebreid naamvallensysteem bestond. Maar dat is niet per se zo. Toe de naamvallen nog actief gebruikt werden in het Nederlands, zat de complexiteit ervan in de verbuigingen op woordniveau. Maar sinds de naamvallen verdwenen zijn is de woordvolgorde in de zin veel strakker geworden. Hoewel je vroeger dus kon kiezen of je "de kroon des konings" of "des konings kroon" zei, wordt de bezitsrelatie vandaag volgens een vast patroon uitgedrukt, dus "de kroon van de koning". De complexiteit is dus verschoven van het woordniveau naar het zinsniveau. En het is dus een mythe dat taal altijd gemakkelijker wordt wanneer ze verandert. Wat moest bewezen worden…

Een goed voorbeeld daarvan is een recent fenomeen dat vooral in Nederland erg bekend is. Nederlandse sprekers gebruiken soms het woordje "hun" als persoonlijk voornaamwoord. Je hebt allicht al eens gehoord dat iemand zei "hun hebben dat gedaan". Menig taalpurist krijgt koude rillingen als hij deze zin hoort, en noemt dit taalverloedering. En toch is deze verandering een voorbeeld waarin taal net méér nuance krijgt (huh?). Het voornaamwoord "hun" lijkt hier simpelweg in de plaats te komen van zij of ze in de derde persoon meervoud, zoals in de zin "ze hebben dat gedaan". Maar dat is niet zo. Ja, dat is wel zo. Maar misschien wil de dame er ook hier weer een andere draai aan geven? In deze recente verandering worden aparte betekenissen aan de verschillende voornaamwoorden gekoppeld. Het voornaamwoord "hun" kan in deze context enkel gebruikt worden als verwijzing naar een levend wezen, zoals een mens of een dier, terwijl "ze" ook kan worden ingezet voor niet levende entiteiten, zoals in de zin "de taalfouten, ze zijn niet uit te roeien". In tegenstelling tot wat veel taalpuristen dus denken (z/w), maken sommige veranderingen onze taal dus net complexer en genuanceerder. En moeten we dat goed vinden?

Natuurlijk zijn die frustraties van taalpuristen (z/w) niet uit de lucht gegrepen. Zij baseren zich vaak op taalregels die door normerende instanties worden opgelegd. Let op; gaan nu dié aangevallen worden? En één van de meest bekende instituten die taalregels formuleren is de Academie Française. Sommigen noemen het ook wel het parlement van de Franse taal. Dat parlement bestaat uit 40 leden, "les immortels". Voornamelijk schrijvers, taalkundigen en historici maken levenslang (allemaal oude knarren, niet bij de tijd?) deel uit van de Académie en stellen in onderling overleg spelling- en grammaticaregels op. Vooral in het verleden gingen ze daarbij eerder conservatief te werk, waarbij ze weinig rekening hielden met wat er in het eigenlijke taalgebruik gebeurde. De kritiek begint al. Zo kwam er bijvoorbeeld hevig verzet van de Académie toen de Franse regering voorstelde om de beroepsnaam, zoals "le ministre", ook een vrouwelijk equivalent te geven, dus "la ministre". De Académie wilde dit absoluut niet (moeten we maar geloven?), maar de verandering werd uiteindelijk toch doorgevoerd, onder meer omdat de vorm al door veel sprekers gebruikt werd. Lap. Dit had ik niet zien aankomen. De vorm werd al door "veel sprekers" gebruikt, dus wordt de verandering toch doorgevoerd. En "veel sprekers " zeggen noemen in plaats van heten, dus moet dat ook maar gewijzigd worden? De indruk dat de variatielinguïsten weer iets proberen te forceren wil maar niet weggaan.

Ook bij ons kennen we een soortgelijke instelling, en dat is de Taalunie (met dezelfde bedenkelijke werking?). Voor het hele Nederlandstalige grondgebied houden zij zich bezig met taalbeleid, beschrijven ze de standaardtaal, en geven ze taaladvies. Op basis van het advies van de Taalunie worden dan spellinggidsen en grammatica's opgesteld, zoals jullie hier ook kunnen zien (wijst naar boekwerken). De taalunie geeft zelf ook dit alom bekende Groene Boekje uit, waarin spellingwijzigingen worden opgenomen. De Taalunie heeft overigens een genuanceerde kijk op taalnormen, en dat zie je bijvoorbeeld wanneer ze taalvoorschriften opstelt. Bij mijn eerdere analyse van de heisa in de afgelopen lente werd duidelijk dat in principe de ANS alleen beschrijft, en het Taaladvies ook voorschrijft, en dat de vermenging van beide niet goed werkt. Dat kan op verschillende manieren gebeuren. Een taalvoorschrift kan enerzijds heel erg prescriptief zijn (?), waarbij slechts één vorm wordt goedgekeurd. Anderzijds kunnen taalvoorschriften ook descriptief worden opgesteld (maar dan zijn het geen "voorschriften", toch?!), en in dat geval wordt variatie in de taal beschreven, en gekaderd binnen een bepaalde context, zonder dat andere varianten bij voorbaat worden afgekeurd. Dit type voorschrift vind je vaak terug bij het opzoeken van on-line taaladvies. Onduidelijkheid hier; gaat het om advies van de Taalunie (voorschrijvend) of willekeurig on-line taaladvies (kan alle kanten uit)?

Stel, je twijfelt of je best de constructie "vast en zeker" of net "zeker en vast" gebruikt. Wel, hierover oordeelt de Taalunie dat beide vormen correct zijn, maar ze verduidelijken ook dat de constructie "vast en zeker" standaardtaal is in Nederland, terwijl "zeker en vast" enkel standaardtaal is in Vlaanderen. De geografische reikwijdte van een standaardtaal is één van de minst duidelijk aspecten van de ANS. Dit is dus een descriptief voorschrift (kan dus niet; een voor-schrift is pre-scriptief), waarbij de Taalunie zich baseert op vaststellingen van het eigenlijk taalgebruik. Het ene is standaardtaal in Nederland, en het andere is standaardtaal in Vlaanderen; als dat niet prescriptief is weet ik het niet meer. Wat wil de dame hier aantonen?

Nu, we hebben al gezien dat taalverandering van alle tijden is, en dat geldt evenzeer voor taalfouten. Die bestonden natuurlijk altijd al, en er waren al altijd grammatici die zich ergerden aan die taalfouten. Opvallend is dat veel frustraties van taalpuristen vandaag dezelfde zijn als in het verleden. Iets waar veel taalpuristen bijvoorbeeld de kriebels van krijgen is een zin als "ik ben groter als jou". In een vergelijking met een vergrotende trap moet je immers "dan" gebruiken, en niet "als". Maar uit mijn eigen onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat die regel al hevig bediscussieerd wordt sinds de 18e eeuw. En sommige grammatici in die 18e eeuw verkozen zelfs "als" in de vergrotende trap, en ze vonden een vorm als "ik ben groter als jou" toen beter dan ;-) "ik ben groter dan jou". Dit om maar aan te tonen dat ook taalnormen steeds (?) veranderen en dat de keuzes voor taalnormen die los staan van het eigenlijk taalgebruik vaak (?) iets arbitrairs in zich hebben. Want een goede taalkundige reden voor "dan" boven "als" of omgekeerd is er eigenlijk niet. Dat klopt in dit geval; in het Duits is het "größer als". En er zijn allicht nog wel van die voorbeelden. Maar het mag wat duidelijker gesteld worden dat niet alle taalnormen arbitrair zijn. Aan noemen/heten is niets arbitrairs.

Zoals ik eerder al zei oordelen taalpuristen (z/w) dat het maken van taalfouten samenhangt met taalverloedering, en ze oordelen dan dat sprekers te lui of onverschillige zijn om zich aan de regels te houden. Maar dat (wat?) is niet altijd zo (inderdaad, taalpuristen oordelen dat niet altijd zo :-). Soms doen sprekers net zo veel hun best om zich aan de regels te houden, en daardoor maken ze een fout. Met de haren getrokken. Denk bijvoorbeeld aan het taalgebruik van jonge kinderen waarbij een uiting als "ik gingde naar school vandaag" niet uitzonderlijk is om te horen. Ach zo? Wat hier gebeurt is een overgeneralisatie van de regel. Het kind weet heel goed dat het de uitgang "de" of "te" moet toevoegen aan de stam van het werkwoord om het in de verleden tijd te vervoegen Alsof jonge kinderen regels gebruiken… Die doen na wat hen geleerd wordt. Maar het past de regel hier ook toe op een onregelmatig werkwoord, en daarom krijg je een vorm als "gingde" in de plaats van ging. Een ander bekend fenomeen is hypercorrectie. Bij hypercorrectie zijn taalgebruikers zich ook erg bewust van de norm, zo bewust zelfs dat ze de regel ook gaan toepassen wanneer dat niet nodig is. Je zal ongetwijfeld (…) al gehoord hebben dat iemand tegen jou zei dat hij of zij even groot is dan jou. Omdat de taalgebruiker heel goed weet dat hij "dan" moet gebruiken past hij de regel niet alleen toe bij een vergrotende trap, maar ook bij een vergelijking tussen twee gelijken, waar je normaal gezien "als" zou verwachten. Hoewel dit dus ook taalfouten zijn, kan je zeker niet stellen dat het om onverschilligheid of luiheid gaat. De sprekers doen in deze gevallen net té veel hun best om zich aan de regels te houden, en daardoor maken ze fouten. (1) De hele pruik afgerukt. Een taalgebruiker die heel goed weet dat hij "dan" moet gebruiken bij "groter", zal ook heel goed weten dat het "als" moet zijn bij "even groot". (2) Het verschil tussen overgeneralisatie en hypercorrectie lijkt mij bijzonder arbitrair.

Het is dus (?) duidelijk; taalnormen en taalregels hebben altijd bestaan, en toch blijven we taalfouten maken. Hoe komt dat dan (weer die vraag die niet beantwoord wordt), en wanneer hebben die uitgedaagde taalregels (nu zijn we er) dan een effect op het taalgebruik? Ook een techniek. Twee vragen ineens. De eerste is niet interessant voor een variatielinguïst, de tweede wel. Wel, om een opgelegde taalnorm te laten slagen is er een sociaal draagvlak nodig om taal te veranderen. Ze houdt stug vol dat het taalgebruik de norm bepaalt.

Ik geef een voorbeeld. Stel, de Taalunie legt een norm op waarin ze zeggen dat het woord "brood" niet meer correct is, en we vanaf morgen allemaal het Latijnse woord "panem" moeten gebruiken (meteen een wel zeer onrealistisch voorbeeld) . Geen enkele taalgebruiker zal die regel dan opvolgen. Hoe komt dat? Wel, iedereen kent en gebruikt het woord "brood", en de betekenis ervan is voor iedereen duidelijk, en daardoor voelen we de nood niet om een ander woord te gebruiken. Even opletten hier: denkfout. Een norm, gelijk welke, heeft doorgaans niets te maken met het voelen van een nood door een individu, wel met een al dan niet vermeend voordeel voor de doelgroep. We zullen dus gewoon "brood" blijven zeggen omdat niemand achter deze opgelegde verandering staat. Het sociale draagvlak is met andere woorden te klein om de verandering te doen slagen. Niemand zal "panem" zeggen omdat elke spreker zal vrezen dat "panem" niet wordt begrepen (of minstens wordt weggelachen), terwijl hij zeker is dat elke luisteraar "brood" nog steeds wél zal begrijpen. De eerste bekommernis van een spreker is immers begrepen worden, en niet uitgelachen (vandaar dat een spreker ook zal geneigd zijn zo mogelijk de taal van de luisteraar over te nemen). Dit is natuurlijk een erg banale registratie (denkfouten zijn doorgaans geen banale dingen!), maar er is ook een realistisch voorbeeld dat een soortgelijk lot heeft ondergaan. Zo stelden Vlaamse puristen (oh ja? verklaar nader?) voor om Franse ontleningen als "douche" en "paraplu" te vervangen door een Nederlands woord, in dit geval "stortbad" en "regenscherm". Maar de meeste (Vlaamse?) taalgebruikers zijn gewoon "douche" en "paraplu" blijven zeggen, en slechts enkelingen (?) gebruiken vandaag de Nederlandse alternatieven (hoe is dat geografisch gespreid? inclusief Nederland?). Het opgelegde voorstel (wat is een "opgelegd voorstel"? contradictio in terminis; uitgaande van de afkeer van variatielinguïsten om iets opgelegd te krijgen) werd dus nooit op grote schaal aanvaard, en opnieuw was het sociale draagvlak dus te klein om de taal te veranderen (en kregen "de Vlaamse taalpuristen" weer ongelijk). De spanning tussen een norm en een sociaal draagvlak wordt hier compleet genegeerd. Bij het stellen van een norm wordt al rekening gehouden met het sociaal draagvlak, maar dat betekent nog niet dat het sociaal draagvlak dan maar de norm moet worden.

Een andere suggestie voor taalverandering waar in tegenstelling tot de vorige voorbeelden wel steeds meer vraag naar is, is het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden. Vanuit verschillende hoeken klinkt de roep om naast de gekende persoonlijke voornaamwoorden hij en zij voor personen van het vrouwelijk en mannelijke geslacht het neutrale voornaamwoord "die" te gebruiken voor personen die zich niet binair identificeren, en zich dus niet vrouwelijk of mannelijk willen noemen. Vandaag de dag zal zo'n voorstel met veel moeite intrede vinden in ons taalgebruik, want "die" is absoluut niet ingeburgerd als persoonlijk voornaamwoord. Maar, als non-binaire genderidentiteiten natuurlijk couranter worden, vergroot ook het draagvlak voor verandering op talig vlak, en zou "die" in plaats van "hij" of "zij" wel eens succes kunnen kennen. In het Engels is het voornaamwoord "their" wel al in gebruik als alternatief voor "his" of "her" in het meervoud. "Every student must bring their book". Wanneer het sociale draagvlak dus bij ons groot genoeg is zal de verandering in het taalgebruik allicht ook volgen. Kan best zijn; technologische, economische en sociale veranderingen veroorzaken uiteraard taalwijzigingen. Normeerders zullen in elk geval wel (1) rekening houden met het draagvlak, en (2) willen wachten met een norm te stellen tot de wijzigingen gestabiliseerd zijn.

Als we om af te sluiten dan terugkeren naar de vraag "Heeft zeuren over taal zin?", dan kan het antwoord zowel "ja" als "nee" zijn. Het heeft zin omdat het belangrijk is om een norm en taalregels te hebben (waarom dan, als je ze toch wil negeren?). Taalnormen en standaardtaal vormen immers een houvast voor sprekers, want in bepaalde contexten moet je aan de norm voldoen, en moet je ook standaardtaal spreken. Dat zegt toch niemand? Je moet je verstaanbaar maken, en de standaardtaal is in veel gevallen de zekerste keuze. Maar omdat taal en taalnormen altijd veranderen laat taal zich moeilijk controleren van bovenaf (het ABN heeft anders aardig gewerkt; moeilijk gaat blijkbaar ook). Door vandaag normerende acties op te zetten, of door consequent met de vinger naar taalfouten te wijzen zal je het proces van taalverandering slechts zelden helemaal tegenhouden. Dat probeert ook niemand. Het is haar enkel te doen om het kleineren van taalpurisme. De taalpurist mag zich dus (?) soms wat verdraagzamer opstellen en hoeft zich niet aan iedere taalfout te ergeren (z/w). Want soms mag er ook een fout gemaakt worden; dat is helemaal niet erg (soms wel dus). En zolang taalnormen blijven bestaan zullen er taalfouten zijn om te bekritiseren. De taalpurist hoeft dus niets te vrezen; hij zal niet snel zonder werk komen te zitten. Zucht.

Verdere analyse en conclusie

De presentatie

Een paar keer wordt de interessante vraag gesteld waarom er fouten gemaakt worden. Behalve de bewering dat de taalpuristen daar voor iets tussen zitten is daar geen antwoord op gekomen. Ook de vraag "wiens frustraties nu eigenlijk terecht zijn" wordt niet beantwoord. Het zijn wel de puristen die telkens de schuld krijgen; over de frustraties van "de purist" omtrent problematische communicatie wordt met geen woord gerept. "Taalpuristen, houd uw mond, want ge hebt ongelijk", is de enige grote boodschap (ja, ze ruikt een beetje) van deze presentatie.

Ik heb hier eerlijk gezegd een onbestemd gevoel bij. Gezien de vele bedenkelijke stellingen denk ik dat de presentatie is opgezet met kwade bedoelingen, maar het lijkt zo slecht om dat zo te zeggen, omdat ik mij zou kunnen vergissen. Ik ga ervan uit dat mensen in principe goed willen doen, maar soms houd ik toch mijn hart vast. De tendens hier lijkt mijn conclusie over de heisa in de lente te bevestigen, nl. dat de linguïsten ermee aan het rammelen zijn. Ze dagen de regels uit, zonder al te veel schroom. En waar is het draagvlak, als ik vragen mag? Of is alleen het draagvlak onder linguïsten voor hen van tel?

Spreken en schrijven

In alle gesproken en geschreven bijdragen die ik al binnen kreeg over dit probleem ontbreken twee belangrijke aspecten, nl. het onderscheid tussen gesproken en geschreven taal (zie ook Spreektaal en schrijftaal), en de invloed van logische fouten (zie verder).

Het onderscheid tussen gesproken en geschreven taal wordt veel te weinig gemaakt. Kort uitgelegd: voor spreektaal zijn we veel toleranter dan voor schrijftaal. Elke spreker heeft zijn eigen spreektaal (wat meteen betekent dat het zinloos is een norm op te stellen voor spreektaal) en probeert in een gesprek zijn taal aan die van de gesprekspartner aan te passen. Je verstaat mekaar immers beter naarmate je dezelfde taal spreekt, afwijkingen van de norm inbegrepen. Dus in een Vlaams café bestel je een "colake", en geen "colaatje", tenzij de barvrouw een knappe Nederlandse is. Maar als je een tekst wil publiceren, dan schrijf je niet voor één lezer, maar mogelijk voor zeer veel lezers, en dan moet je evengoed een taal kiezen die door iedereen verstaan wordt. En net dáárvoor hebben we de norm, het Standaardnederlands.

Meteen zie ik een oplossing voor veel conflicten: we schrijven volgens de norm (of proberen dat minstens), en bij het spreken gaat het er losser aan toe. Taal wordt al sprekend thuis geleerd, maar bij het leren schrijven op school wordt de norm gebruikt, al was het maar om chaos te vermijden.

Dus: variatielieguïsten mogen zich eens realiseren dat het onzinnig is om de taalnorm in vraag te stellen op basis van afwijkingen daarvan in de (niet-normaliseerbare!) spreektalen (ja, meervoud!).

Logische fouten

Hier zit een adder onder het gras, maar om het probleem uit te leggen negeer ik "die" :-) eerst even.

Als je een zin formuleert die niet logisch in elkaar steekt, dan komt je boodschap slecht aan. Bijvoorbeeld "Hij noemt Jan" of "Ik ontbreek een vijs". De toehoorder moet inwendig de zin corrigeren om ze correct te begrijpen, en die correctie kan goed of fout gebeuren, en daar heb je als spreker geen vat op (!). Gebeurt de correctie goed, dan is de toehoorder minstens even afgeleid geweest van wat je nog meer te zeggen had. Gaat ze fout, dan weet je niet wat de toehoorder begrepen heeft, en kan het zijn dat je boodschap helemaal de mist in gaat.

De adder: als spreker en toehoorder beiden een spreektaal "bezigen" (Oost-Vlaams alternatief voor "gebruiken") waarin "Hij noemt Jan" of "Ik ontbreek een vijs" correct zijn, dan is er in feite geen probleem. Alleen, als spreker weet je niet altijd welke taal je toehoorders gebruiken, en die onzekerheid neemt toe met elke inwijkeling.

Dus: linguïsten zouden zich eens mogen realiseren dat opmerkingen (van wie dan ook) over logische fouten (als noemen/heten) enkel tot doel hebben een goede communicatie in stand te houden.

Taalkwestie