Deze analyse is een onderdeel van de Linguïstenperikelen. Als je hier op een andere manier bent terechtgekomen kan je misschien beter eerst de hoofdtekst lezen.

De integrale originele tekst is hier te vinden. Schuine tekst is origineel, klein groen is mijn commentaar, vet groen (behalve titels) zijn koppelingen. Hieronder geef ik enkel de becommentarieerde paragrafen; weggelaten tekst wordt vervangen door [..].

Taalvariatiebeleid – Implementatieplan van het Algemeen Secretariaat – 2019

1 Inleiding

Het Algemeen Secretariaat van de Taalunie heeft een onafhankelijke commissie van deskundigen in Nederland en Vlaanderen verzocht te adviseren over taalvariatie en taalvariatiebeleid (het zijn allemaal academici; het is nog maar de vraag hoe onafhankelijk die commissie dan is). De commissie bracht, onder voorzitterschap van prof. Reinhild Vandekerckhove, een advies uit in het rapport "Visie op taalvariatie en taalvariatiebeleid". In dit implementatieplan beschrijft het Algemeen Secretariaat in hoeverre het die visie overneemt en formuleert het beleidsvoornemens en aandachtspunten bij de implementatie in het eigen beleid.

2 Waarom is taalvariatiebeleid nodig?

Vanuit de talige (…) realiteit (taalrealiteit?) en het maatschappelijk belang van een inclusieve samenleving acht het Algemeen Secretariaat van de Taalunie het van belang om te expliciteren (?) hoe het (verder) vorm wil geven aan taalvariatiebeleid in Nederland en Vlaanderen (met inbegrip van het officieel tweetalige en in de praktijk meertalige Brussel). Hieronder lichten we dat toe.

Talige realiteit

De Taalunie, de beleidsorganisatie voor het Nederlands, vindt dat taalbeleid moet uitgaan van de talige realiteit in de samenleving. Die talige realiteit wordt mede gekenmerkt door taalvariatie. In het werk van de Taalunie neemt een specifieke variëteit, het Standaardnederlands, een centrale positie in. Het is alvast positief dat hier het Standaardnederlands een specifieke variëteit genoemd wordt, in plaats van variëteiten in de standaard te willen opnemen. Taalvariatiebeleid is nodig om te expliciteren hoe om te gaan met de talige realiteit van variatie in relatie tot die standaardtaal. Lijkt mij een logisch standpunt. Wel anders dan de visietekst van de commissie…

Maatschappelijk belang: een open taalklimaat

De Taalunie gaat ervan uit dat een open taalklimaat, waarin taalvariatie en taalvariëteiten geaccepteerd en gewaardeerd worden, bijdraagt aan het versterken van de taalvaardigheid van de taalgebruikers. Ik zie geen verband. Een open taalklimaat, waarin – naast voor het Standaardnederlands – plaats is voor taalvariatie, draagt bovendien bij aan een inclusieve samenleving en vermindert gevoelens van uitsluiting. Uiteraard een nobel doel, maar ook hier zie ik geen verband (wel wat opletten; hoe nobeler het doel, hoe minder alertheid). Taalvariatie is er gewoon, dat kan je niet eens tegenhouden. Bovendien, en het is vreemd dat de Taalunie dat niet lijkt in te zien, maakt taalvariatie de samenleving net minder inclusief (!). Maar als je daarop wijst begint er vast weer iemand (geen namen) te schermen met een zogezegd achterhaalde standaardtaalideologie. Daarin schuilt het maatschappelijk belang van (meer) aandacht voor taalvariatie. Niet dus.

3 Implementatie van de visie: uitgangspunten en beleidsvoornemens

Het Algemeen Secretariaat van de Taalunie stemt in met de uitgangspunten van het rapport Visie op taalvariatie en taalvariatiebeleid. Het kan zich vinden in de centrale rol die de commissie ziet voor registergevoeligheid.

Registergevoeligheid

Het is belangrijk dat de taalgebruiker een talig repertoire (taalrepertoire?) tot zijn beschikking heeft waaruit hij 'passend' kan putten. Dat maakt dat de taalgebruiker zijn gelaagde identiteiten (lokaal, regionaal, sociaal, nationaal etc.) in taal kan vormgeven. Taal is tenslotte niet alleen een communicatiemiddel, maar ook een belangrijke manier om identiteiten te markeren. De kunst is om te weten welk taalregister in welke situatie het meest passend is. Er is duidelijk een gebrek aan duidelijkheid omtrent de definities van de termen "register" en "variëteit". Er wordt nergens uitgelegd wat ze betekenen, en of het synoniemen zijn. Het register van de Nederlandse standaardtaal is in veel situaties passend en noodzakelijk. Daarnaast zijn er situaties waarin het register van een variëteit geschikter is.
(Ik breek even de paragraaf) Gaat het nu over een register of over een variëteit?? Of is dat toch hetzelfde? Of gaat register over woorden en variëteit over klanken? En wat is in 's hemelsnaam het register van een variëteit? Dik vlag-en-ladingprobleem. Elke lezer opnieuw moet hier zijn plan zien te trekken, omdat de schrijver het probleem niet ziet. Ik stel mij voor dat, als je lang genoeg bezig bent met teksten als deze, het begrip van beide termen definitief vorm krijgt, en allicht is dat bij de schrijver ook het geval, en misschien circuleren er in dit vakgebied wel definities, die hier toevallig nergens worden overgenomen omdat ze bij de schrijver zijn ingebakken, als gesneden koek. Een lezer die deze teksten niet gewend is, geraakt er niet aan uit, en wie er langer mee bezig blijft vormt zich een beeld dat niet noodzakelijk hetzelfde is als dat van de schrijver. Dus: gebruikte termen verklaren (m.a.w. vlag-en-ladingproblemen vermijden) is essentieel in het duidelijk overbrengen van kennis. Tenzij je het liever allemaal wazig houdt, uiteraard…
Het is van belang dat taalgebruikers een registergevoeligheid (??) ontwikkelen waarmee zij in verschillende situaties de meest geschikte taalvariëteit uit hun repertoire kunnen inzetten. Dat doen ze vanzelf wel, ook zonder beleid, dus een beleid gaat dat alleen maar moeilijker maken. Een dergelijke registergevoeligheid zorgt voor een completere taalgebruiker, die zijn taalkennis optimaal kan benutten en effectief kan communiceren. Dat laatste is cruciaal in een inclusieve samenleving. Ook hier weer die onduidelijkheid omtrent variëteit vs. register. Registergevoeligheid kan zorgen voor effectievere communicatie, OK. Maar hoe minder registers er zijn, hoe meer mensen met elkaar kunnen communiceren. Anderzijds pleit ik niet voor afschaffing van variëteiten (de menselijke natuur valt immers moeilijk te controleren), maar een inclusieve samenleving heeft net geen baat bij variatie.

Uitgangspunten voor taalvariatiebeleid

Als uitgangspunten voor het eigen taalvariatiebeleid stelt het Algemeen Secretariaat dat:
(a) variatie binnen en buiten de standaardtaal een natuurlijk gegeven is
(ge moogt gerust zijn);
(b) het voor een inclusieve samenleving van belang is om met respect om te gaan met taalvariatie (bedenkelijk; zie hoger);
(c) aandacht voor taalvariatie een onderwerp is van taalbeleid (niet nodig, en zeker niet efficiënt);
(d) het beleid ten aanzien van taalvariatie nadrukkelijk in relatie staat tot het beleid rond de standaardtaal (dat kan vanalles betekenen);
(e) registergevoeligheid in dat beleid een centrale positie inneemt (registergevoeligheid is individu-specifiek; daar doet beleid niets aan).
Deze uitgangspunten lijken mij niet bepaald een goede basis voor een taalvariatiebeleid, behalve het eerste (dat dan nog een natuurlijk gegeven betreft).

Het taalvariatiebeleid van het Algemeen Secretariaat heeft drie lijnen:
– Corpusplanning: beleid voor het beschrijven van de variatie binnen en buiten de standaardtaal. Beschrijving van variatie draagt bij aan registergevoeligheid.
Ondoenbaar, of je moet zowat alle variëteitengebruikers tegen het hoofd stoten door variëteiten te gaan groeperen.
– Statusplanning: beleid dat bijdraagt aan een passende status van variëteiten binnen en buiten de standaardtaal, waarbij die variëteiten geaccepteerd en gewaardeerd worden. Definieer status? Zonder die definitie is de betekenis niet duidelijk.
Acquisitieplanning: beleid voor de omgang met standaardtaal en taalvariatie in het onderwijs (andere variëteiten dan de standaardtaal aanleren (acquisitie) lijkt mij niet OK in het onderwijs, wel bij anderstaligen).

Hieronder bespreken we beknopt de eerste twee beleidslijnen. De vraag wat de rol van andere variëteiten dan het Standaardnederlands in het onderwijs zou kunnen zijn (beleidslijn 3), is het onderwerp van een apart beleidstraject. Het Algemeen Secretariaat van de Taalunie heeft een commissie ingesteld die zich over deze vraag buigt en in 2019 een rapport zal opstellen. Dat is intussen gebeurd; zie punt 3.3 verderop.

3.1. Beleidslijn 1: Corpusplanning

– De variatie binnen de standaardtaal wordt beschreven. Dat geldt voor het Nederlands-Nederlands, het Belgisch-Nederlands en het Surinaams-Nederlands. Naast de woordenschat, gedocumenteerd in de Woordenlijst Nederlandse Taal, zullen ook de grammatica en gebruiksverschillen beschreven worden.
– Voor de beschrijving van regionale talen, dialecten en andere taalvariëteiten buiten de standaardtaal stelt de Taalunie, indien gewenst, infrastructurele voorzieningen
beschikbaar.
– De Taalunie voert overleg met lokale, regionale of nationale organisaties die zich inzetten voor taalvariatie.
Op dit terrein heeft de Taalunie verschillende lopende projecten. Die projecten zullen in de komende beleidsperiode worden voortgezet en – waar mogelijk – worden geïntensiveerd of uitgebreid.

3.2 Beleidslijn 2: Statusplanning

– Het doel is een attitudeverandering (van wie?): vanuit de talige realiteit en met het oog op een inclusieve samenleving (zijn ze weer) is in verschillende maatschappelijke sectoren een groter begrip en meer acceptatie van taalvariatie noodzakelijk. Dat neemt niet weg dat de standaardtaal een centrale positie blijft innemen in het Taaluniebeleid. De hemel zij dank.

Bekijk die eerste zin nu eens opnieuw. "Vanuit de talige realiteit" zegt mij absoluut niets. "Met het oog op een inclusieve samenleving" is onzin (zie hoger). Maar er zou wel meer acceptatie van taalvariatie nodig zijn? Waarom dan? De indruk dat ze fouten als "hij noemt Jan" willen normaliseren, en puristen de mond willen snoeren, krijg ik maar niet weg. De heisa van april-mei 2021 was wellicht een test om te zien of het doen aanvaarden van fouten kan werken. Heeft de Taalunie een kankerprobleem?

Hoe willen we dit doel bereiken?
– Aandacht vragen voor de relatie tussen standaardtaal en taalvariëteiten in verschillende maatschappelijke sectoren en gebruikscontexten.
Nodeloos.
– Uitdragen dat er geen goede of slechte variëteiten van het Nederlands zijn, maar wel variëteiten die in bepaalde contexten meer of minder passend zijn. Dat is een evidentie. Oftewel: een goede omgang met taalvariatie vereist dat taalgebruikers registergevoelig en, daaraan gekoppeld, registerbekwaam zijn. Definities van "register", "registergevoelig" en "registerbekwaam" ontbreken, dus hier hebben we ook niks aan. Dat is overigens een organisch proces, dus dat is niet te sturen, mocht dat de bedoeling zijn.
– Uitdragen dat enerzijds een goede beheersing van de standaardtaal een vereiste is om volwaardig te kunnen participeren in de Nederlandstalige samenleving (ah, toch?) en dat anderzijds aandacht en respect voor taalvariatie meerwaarde heeft, zowel voor het individu als voor de samenleving. Ik denk toch dat het aan het individu is om zich aan zijn leefomgeving aan te passen, en niet omgekeerd.
– In kaart brengen waar ("waar" in welke zin?) de communicatie beperkt wordt ("beperkt" in welke zin?) door een lage status of stigmatisering van taalvariëteiten, of door maatschappelijke uitsluiting, en waar om die redenen beleid gewenst is. Spijkers op laag water. En veel werk voor variatielinguïsten…
– De implicaties van onze beleidsuitgangspunten (?) uitwerken voor gerelateerde beleidskwesties als taal en nieuwkomers en meertaligheid in de samenleving. Wat betekent onze beleidsvisie voor omgaan met taalvaratie (of: met talige diversiteit) in die bredere context? Dat is een vraag?

Deze beleidsdoelen impliceren gedrags- en attitudeveranderingen (bijzonder glad ijs). De attitudes ten aanzien van taalvariatie in Nederland en Vlaanderen verschillen deels van elkaar. Dat betekent dat passende beleidsinstrumenten gericht op attitudeveranderignen ook (deels) verschillend zullen zijn (en linguïsten in Vlaanderen acties kunnen opzetten die in Nederland niet geaccepteerd worden). In 2019 wil het Algemeen Secretariaat van de Taalunie samen met andere partijen verkennen welke beleidsinstrumenten c.q. (NN) activiteiten mogelijk en geschikt zijn om in Nederland en Vlaanderen te realiseren.

3.3 (?)

Het implementatieplan zegt niets over beleidslijn 3, acquisitie (taalbeleid in het onderwijs), maar laat dat over aan een aparte commissie. Die heeft inderdaad een rapport afgeleverd in maart 2020. Deze pagina van de Taalunie geeft een link naar vier documenten daarover, elk de moeite waard om te lezen: het advies van de commissie, de reactie van het Algemeen Secretariaat van de Taalunie, een literatuurstudie, en een enquête onder onderwijspersoneel.

Het is zonder meer een interessante oefening om de documenten (1) "Variatie in het Nederlands: eenheid in verscheidenheid" van april 2003, (2) "Visie op taalvariatie en taalvariatiebeleid" van februari 2019 en (3) "Standaardtaal en talige diversiteit in het onderwijs" van maart 2020 inhoudelijk met elkaar te vergelijken. Waar ik op (2) reageer met "lieve help!", wordt dat na (3) "oef!". Het advies (3) ligt in lijn met de visietekst (1); de visietekst (2) daartussen steekt af door het activisme tegen de standaardtaal. Anderzijds kan ik mij voorstellen dat de vage en onrealistische stijl van (2) de Taalunie heeft genoopt tot een duidelijke reactie vanuit een meer realistisch standpunt in (3), waar één en ander weer werd rechtgetrokken; misschien toch een positief gevolg van (2).