Het geheime leven van taalfouten

De aanleiding

Een kennis laat mij weten dat ze een artikel gelezen heeft in Knack, "over die taaldinges waar gij over schrijft". Mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Het artikel is getiteld Ondanks de vele taalfouten: "Taalverloedering? Daar heb ik nog altijd geen bewijs van gezien', wat mij niet dadelijk begeestert. Het betreft een interview met taalkundige Marten Van der Meulen, naar aanleiding van zijn pas verschenen boek Het geheime leven van taalfouten, op basis van zijn doctoraatsthesis. Maar, zoals wel meer gebeurt, zodra ik één en ander begin te analyseren geraak ik op dreef. Het lijkt op springen in een modderbad (dat soms een beerput blijkt te zijn), en dan proberen er proper weer uit te geraken. Dat de subtitel zegt dat "het meisje die…" geen onlogische fout is, volstond in dit geval om mij in het bad te trekken.

Leeswijzer

Het geheime leven van taalfoutenDe filering van het artikel uit Knack, die via een gevecht tussen verschillende geslachten leidt naar de conclusie dat logica en coherentie niet altijd aanwezig zijn in onze taal.
Die meisje – … en, min of meer analoog, "het meisje die…", triggeren een analyse van de genus, die enkele mankementen in het Nederlands blootlegt.
Mannelijk, vrouwelijk of onzedig? We weten uit ervaring dat "organisatie" vrouwelijk is. Maar is dat wel zo? En waarom dan wel? En mogen we de AI-chatbot MS Copilot wel geloven?
Wat is een zaaknaam? – Toch simpel? De naam van een zaak. Maar, wat is een zaak…?


Ondanks de vele taalfouten: 'Taalverloedering? Daar heb ik nog altijd geen bewijs van gezien'

Jeroen de Preter, Knack, 06-02-2024

In 'Het geheime leven van taalfouten' (een nieuw boek), een bewerking van zijn doctoraat, neemt de Nederlandse taalkundige Marten Van der Meulen de lezer mee voor een even leerrijke als vermakelijke wandeling door zijn omvangrijke collectie taalgidsen. '"Het meisje die" is geen onlogische fout.' Oeps? Ik ben benieuwd…

Taaladviseurs, zo merkt Marten Van der Meulen ergens in het midden van zijn boek op, hebben de gewoonte taal met 'iets anders' te vergelijken. Zo was het in Vlaanderen lang gebruikelijk om taal voor te stellen als een tuin, inclusief 'taalkundig onkruid' dat 'met harde hand moet worden verwijderd'. Zegt mij niks. Niet minder frequent werd en wordt taal vergeleken met het verkeer. Voor een ordentelijk verloop van het 'taalverkeer', zo is hier het idee, is respect voor de regels onontbeerlijk. Toch wel een vreemd begin, vind ik. Van dergelijke vergelijkingen met taal heb ik nog niet veel gemerkt.

Van der Meulen geeft bij het begin van ons gesprek toe dat ook hij niet altijd aan de verleiding van de metaforiek kan weerstaan. De theorie in de vorige paragraaf is bedoeld om zijn eigen metaforiek te verdedigen. 'Ik gebruik graag vergelijkingen met het voetbal, de belangrijkste bijzaak van de wereld. Mensen kunnen er zich geweldig over opwinden en argumenteren vaak eerder emotioneel dan rationeel.' Voetbal is bij uitstek iets tussen mensen (nl. een bal :-), met bijgevolg meer emoties dan ratio. Waarom het ene team meer succes heeft dan het andere, zelfs dát is, buiten fysieke kwaliteiten, in grote mate een kwestie van emoties. Hetzelfde geldt inderdaad voor taal, allicht omdat taal zo sterk gebonden is aan identiteit, en (bijgevolg?) moeilijk te vatten in eenvoudige regels.

Wie de debatten over taalregels een beetje volgt, weet waar Van der Meulen op doelt. Sommige taalregels lijken net als voetbalploegen over harde supporterskernen te beschikken. Een scheef woord over de geliefde regel en je krijgt het met hen aan de stok. Trek het bestaansrecht van een regel in twijfel, en blinde woede is je deel. Nou, nou. Als je een gevestigde regel, zoals "groter dan" in twijfel trekt, komt er stennis van, zoveel is duidelijk (zie Algemene Nederlandse Communicatiekunst, van mei 2021). De achtergrond van "groter dan" is onduidelijk; veel mensen zeggen "groter als", en in het Duits ís het ook "größer als". Waar logica ontbreekt is een regel een nuttig houvast; neem dat houvast weg, en je krijgt heibel. Spellingsregels daarentegen maken doorgaans weinig verschil.  'Product' en 'produkt' klinken precies hetzelfde, dus bij het spreken maakt dat geen verschil voor je hersenen (!); dit is voer voor groot-dictee-liefhebbers. Dat betekent niet dat de spellingsregels altijd gevolgd worden (bv. electriciteit is één van de hardnekkige achterblijvers), maar daar komt geen commotie van.

Van der Meulen weet dat hij met zijn boek dat risico loopt. 'Omdat ik me niet uitspreek over wat goed of fout is, word ik wel eens gezien als zo'n taalwetenschapper die tegen regels is. Voor de goede orde: dat ben ik niet. Wel vind ik het geen interessante houding om bij elke taalfout 'foei', 'lelijk' of 'dom' te roepen. Dat is ook naast de kwestie; zie spreektaal en schrijftaal; bij het spreken zijn we gewoon veel toleranter dan bij het schrijven (basale fout: gebrekkige aspectscheiding). Het is nuttiger én leuker om te bestuderen waarom taalfouten worden gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat we met die benadering het taalinzicht en op die manier ook ons taalonderwijs kunnen verbeteren.' Na de analyse van dit artikel ben ik het daar helemaal mee eens; als je deze blog een beetje volgt zal dat je niet verbazen.

Wat een taalfout is, wordt bepaald door een schare taaladviseurs. Hebben we daarvoor geen taalnorm? Het Standaardnederlands? Hallo, iemand wakker? Mogen we nog veronderstellen dat wat die schare taaladviseurs bepalen ook ergens geregistreerd wordt? De spelling in het Groene Boekje, grammatica in de ANS? De taaladviesdiensten struikelen over elkaar; ik betwijfel of we daar op lange termijn iets aan hebben. En dan ben ik nog gematigd; er zijn er die het straffer uitdrukken. Maar, zo betoogt u, die adviseurs bedienen zich niet altijd van overtuigende argumenten. Dat denk ik ook; zie bv. Aantal: meervoud of enkelvoud en Acroniemen in kleine letters. Zo worden varianten wel eens verworpen omdat ze 'lelijk' (?) zijn.

Van der Meulen: Ik heb op zich geen problemen met een taaladviseur die taal beoordeelt op schoonheid. Dat is uiteraard een heel erg subjectieve beoordeling, maar als je het consequent doet en er transparant over bent (aha?!; ook het activisme van linguïsten tegen de standaardtaal is allesbehalve transparant), zou ik dat aanvaarden. Een taalboek als spiegel van iemands esthetische voorkeur, waarom niet? Waar ik wél moeite mee heb, is dat argumenten hier meestal volstrekt ad hoc worden gebruikt. De willekeur regeert. Die indruk heb ik ook soms, en dan zijn er meestal basale fouten in het spel. De ene keer wordt iets afgekeurd omdat het 'lelijk' is, de andere keer omdat het niet logisch zou zijn (wel een belangrijk aspect!), nog een andere keer omdat de variant minder voorkomt. Over dat laatste argument – de taalgebruiker regeert (een moderne linguïstische strekking) – valt te discussiëren. En of! Alleen, als je het argument gebruikt, moet je het natuurlijk wel consequent doen. (1) Een argument waarover te discussiëren valt kan je beter helemaal niet gebruiken, niet af en toe, en zeker niet consequent. (2) De ergste bronnen van discussie zijn de taalfouten die tegen de logica ingaan, en door veel taalgebruikers gemaakt worden, zoals ik noem Jan.

Taaladviseurs beroepen zich vaak op logica (nog te weinig, me dunkt) en coherentie. Maar in de praktijk blijken die eigenschappen vaak afwezig. Inderdaad. Om een markant voorbeeld te noemen: 'het meisje die' wordt in taalgidsen streng afgekeurd omdat 'meisje' een onzijdig woord is. Maar als we die logica doortrekken, zouden we 'het meisje neemt zijn fiets' moeten zeggen, een variant die wordt afgekeurd (door wie? taalgebruikers of taaladviesdiensten?). Ik ben niet mee. Waar is die logica? Hier wordt ergens een arm omgewrongen. Ik heb geprobeerd het probleem te ontrafelen, maar de analyse bleek een neiging tot acute obesitas te vertonen; daarom heb ik ze apart gezet, verderop; best lezen voor je hieronder verder gaat.

Van der Meulen: Het is een mooi voorbeeld van die inconsequentie (een vorm van ontbrekende logica). Ik zeg niet dat we 'het meisje die' goed moeten rekenen, maar als je het geval wat nader bestudeert, zie je dat het geen onlogische fout is. Het is wel een fout die veroorzaakt wordt door een gebrek aan logica in de taalregels, en dat maakt het begrijpelijk dat ze gemaakt wordt door taalgebruikers. Maar Van der Meulen ziet dat blijkbaar anders. Ze maakt deel uit van een grote ontwikkeling die zich, in Nederland veel sneller dan in Vlaanderen, in onze taal voltrekt. Nederlanders voelen het geslacht van een woord minder en minder aan (huh?), dus kiezen ze voor iets wat evidenter is, namelijk het biologische geslacht. Hij lijkt te willen voorbijgaan aan de inconsequentie in de taal?! Zoals we dat al doen in 'het meisje neemt haar fiets'. Mijn punt is: je kunt als onderwijzer met een rode pen over 'het meisje die' gaan, maar het lijkt me, voor een goed taalbegrip, veel leerrijker om uit te leggen wat hier echt aan de hand is. Dan moet je dat wel eerst begrijpen. En regels zonder grond zijn niet te begrijpen. En onbegrijpelijke regels worden geforceerd. En regels forceren schaadt de communicatie. Mooie foutensequentie.

Taalfouten worden vaak gezien als een teken van taalverloedering. Terwijl er volgens u geen bewijs is dat onze taalbeheersing achteruit gaat. Gebrekkige aspectscheiding. Verloedering kan immers ook slaan op de taalstandaard zelf, en dat is iets anders dan de beheersing van die standaard door taalgebruikers. Het lijkt mij duidelijk dat het loslaten van de standaard ook de verloedering van de beheersing in de hand zal werken.

Van der Meulen: Vijf jaar geleden was ik hier nog heel stelling over: de verloedering bestaat niet. Vandaag ben ik daar wat genuanceerder in geworden. Ik heb er nog altijd geen bewijs voor gezien, maar het gevoel bestaat, en dat moet je serieus nemen. Het gevolg van het ontransparante anti-standaardtaal-activisme van linguïsten.

Waar komt dat gevoel van verloedering vandaan?

Van der Meulen: Ongetwijfeld heeft het te maken met het gouden-eeuw-syndroom: de neiging van veel mensen om te denken dat de dingen vroeger beter waren dan nu. Het is een neiging die onder meer voortkomt uit het feit dat we ons niet zo goed herinneren hoe het vroeger was. OK. Als het gaat over taal hoor je oudere mensen wel eens zeggen dat de jeugd vroeger beter kon spellen. Omdat ze vroeger beleefder waren… Terwijl klachten (van wie?) over de slecht spellende jeugd ook in hun tijd veel voorkwamen (?). Wat hier wellicht ook een rol speelt is een cognitieve illusie. Een fout als 'groter als' krijgt vandaag meer aandacht dan vroeger. Daardoor ga je er meer op letten, en lijkt het of die vandaag meer dan vroeger wordt gemaakt. Een beetje op dezelfde manier zoals ik, jonge vader, plots overal speeltuintjes zie die ik vroeger nooit zag. Dit zijn begrijpelijke argumenten (hoewel "veel voorkwamen" wel heel vaag is). Anderzijds worden hier wel veel elementen weggelaten, zoals de dalende resultaten van PISA- en andere testen, verzuchtingen uit het onderwijsveld, het veelvuldig gebruik van chat- en SMS-taal, en de acties van linguïsten tegen de standaardtaal.

Volgens schrijver Geert van Istendael wordt de Nederlandse taal vandaag onder meer bedreigd door taalkundigen. Aha? Zo noemde hij die taalkundigen in een column voor MO Magazine 'politieagenten die weigeren te doen waarvoor ze betaald worden.' 'Ze stellen vast dat iedereen door rood rijdt en in plaats van op hun fluitje te blazen, besluiten ze, oké, dat is nu eenmaal het gebruik, dat kun je niet tegenhouden, dus schaffen we maar beter die verkeerslichten af.' Klopt toch niet helemaal; het is niet de taak van taalkundigen om taalgebruikers in het gareel te houden. Waarom wordt hier niet verwezen naar de rol van de taalstandaard? Om de metaforiek even te volgen: we hebben wel een verkeerswetgeving, maar verwachten toch niet dat juristen en rechters overtreders gaan verbaliseren, maar wel dat ze de wetgeving bijwerken waar nodig! Het verbaliseren van taalfouten, al heeft dat idee misschien in de jaren '50 en '60 even geleefd, is al lang afgeschaft, omdat toch elk individu op zijn manier door het rood praat. Het is een rol van de taalkundigen van de Taalunie om een stabiel communicatiemiddel te onderhouden. Maar dat doen ze al niet meer… Zie ook die column van Van Istendael.

Van der Meulen: Van Istendael begrijpt fundamenteel verkeerd wat wetenschappers doen. Een probleem los je niet op door alleen maar op je fluit :-) te blazen. Noch in het verkeer, noch in taal. In het verkeer is het van belang dat de regels gevolgd worden, omwille van de kost van de schade bij incidenten. In schriftelijke communicatie geldt dat veel minder, en mondeling al helemaal niet meer. Je moet snappen wat aan een probleem ten grondslag ligt. OK! Wij taalwetenschappers bestuderen waarom mensen juist bij specifieke taalstoplichten door rood rijden. OK. Door te begrijpen waarom ze dat doen, kunnen we beter proberen de situatie te verhelpen. Klinkt OK. Er zijn echter taalkundigen genoeg die vinden dat geen enkel gebruik mag afgekeurd worden. In de verkeersmetafoor zeggen die eigenlijk: "studenten mogen door het rode voetgangerslicht lopen, want ze doen het toch al"; wat uiteraard onzinnig is. En als de algemeen secretaris van de Taalunie dan ook nog komt verklaren dat de verspreiding van hun hebben een positieve ontwikkeling is, waar zijn we dan mee bezig… Juist daarom is het zo belangrijk ook bij taalfouten deze houding aan te nemen. Het verkeer lijkt me bovendien een slechte metafoor. De verkeersregels zijn extreem rechtlijnig. Als het rood is, moet je stoppen. De kost van incidenten… Taal is veel ingewikkelder. Voilà. Je hebt, naast een standaardtaal, ook dialecten en oneindig veel registers. In de ene situatie kunnen totaal andere regels gelden dan in de andere. Om een voorbeeld te geven: ik ga regelmatig naar voetbalwedstrijden kijken. Daar gelden heel andere taalnormen. Hondelul!!! Als ik op de tribune Standaardnederlands praat, plaats ik mezelf buiten de groep. En het lijkt me al helemaal een slecht idee om me daar als lid van de taalpolitie te gedragen (lacht).  Hij negeert het verschil tussen spreken en schrijven. Bij schrijven wordt ook in het voetbal doorgaans wel de standaardtaal gebruikt (met specifieke voetbaltermen), die niet overal even rechtlijnig is, maar toch meer dan tussentaal en dialecten. Als velen dan al geen standaardtaal meer willen spreken, voor het schrijven heeft die nog steeds nut.

In dezelfde column stelt Van Istendael dat het een vergissing is om te denken dat je taalontwikkeling niet kunt ombuigen. Dubbele negatie. Van Istendael bedoelt dus dat je taalontwikkeling (inclusief taalgebruik) kan bijsturen. Heeft hij gelijk?

Van der Meulen: Op die vraag bestaat geen eenduidig antwoord. Wél kan je met zekerheid zeggen dat het verschilt per taalniveau. De impact van regels en normen is het grootst op het niveau van de spelling. Dat zie je bijvoorbeeld bij spellingshervormingen. Als de regel dicteert dat we 'product' of 'locatie' niet langer met een 'k' mogen schrijven (bij gebrek aan boetes is 'mogen' niet de juiste term, wat niet wegneemt dat bv. 'product' als standaard is vastgelegd in het Groene Boekje), wordt die meestal snel opgevolgd. Hoewel 'electriciteit' nog lang niet de wereld uit is (evenals gebrek aan logica). Op het niveau van de woordenschat zie je dat de impact meestal veel kleiner is. Denk aan de strijd van de puristen, die het Nederlands willen beschermen tegen vreemde woorden. Gebruikers zien die nieuwe woorden vaak als een verrijking, en dat zijn ze ook vaak. Denk aan 'backpack'. Puristen zouden zeggen dat wij daar met 'rugzak' een perfect woord voor hebben. In de praktijk zie je dat we backpack vandaag gebruiken om een specifiek soort rugzak mee te benoemen: die waarmee we lange trektochten maken. De strijd wordt ook nog eens bemoeilijkt door de snelheid. We importeren woorden in een ontzettend hoog tempo, en ze burgeren heel snel in. Het woord 'inburgering', een Duits importproduct, is daar trouwens een voorbeeld van. Net als bijvoorbeeld 'slagroom', 'aanhangwagen' en 'theepot' herkennen we het niet meer als leenwoord. Maar er is, naast woordenschat en spelling, ook nog een derde niveau: dat van de grammatica. De vraag of taaladvies hier ontwikkelingen kan ombuigen, is niet makkelijk te beantwoorden. Mijn antwoord zou zijn: meer dan we denken. De druk van het taaladvies heeft hier op z'n minst een vertragend effect.  (1) Hier weer dat 'taaladvies'. Wat is er toch gebeurd met de standaardtaal? (2) De standaardtaal heeft een stabiliserend effect op de onvermijdelijke taalontwikkeling; zie ook hier. Momenteel wordt "ik noem Jan" volgens taaladvies.net afgekeurd, maar taaladvies@onzetaal.nl ziet er geen probleem in; zie Normen en taalevolutie. Behalve dat hier een basale fout speelt (nl. parallelle processen; er zijn te veel taaladviesdiensten die langs elkaar heen werken), zie ik een ondergraving van de standaardtaal door taalkundigen die zich afkeren van de regels; zie o.m. hier. Daarbij maakt het wel een groot verschil of we voor stabiele richtlijnen in eerste instantie kijken naar die ene standaardtaal, of naar die veelheid van parallelle adviesdiensten.

Het voorbeeld van de 'groter als'-fout doet vermoeden dat de impact eerder klein is. Ondanks het gehamer van de taaladviseurs wordt de fout, zeker in de gesproken taal, nog voortdurend gemaakt.

Van der Meulen: Hier hebben we te maken met een soort patstelling. De variant houdt inderdaad stand (omdat logica ontbreekt in de regel!), maar het is ook niet zo dat hij terrein wint (omdat de regel wel in de standaard blijft). Wél zie je dat dat aanhoudende verzet van de taaladviseurs (ten voordele van "groter dan") voor een onbedoelde bijwerking zorgt. Ik heb het dan over hypercorrecties. Omdat mensen bang zijn om die fout te maken, gaan ze het woord 'als' vermijden. Daardoor hoor je dingen als 'hij is even groot dan ik', een fout die, toen het taaladvies nog soepeler omging met die kwestie, nooit werd gemaakt. Ik heb mijn twijfels; "even groot dan" hoor ik nooit. Volgens mij is dit een linguïstische theorie.  Je ziet iets gelijkaardigs ook bij het gebruik van 'hun' in Nederland. Nederlanders gebruiken die vorm soms als onderwerp – zoals in 'hun hebben', wellicht omdat het anders dan 'ze', meteen duidelijk maakt dat het over mensen gaat. Taaladviseurs leveren daar al decennia strijd tegen, met als bijwerking een soort algemene 'onthunning'. Omdat taalgebruikers onzeker worden, en 'hun' proberen te vermijden, krijg je zinnen als 'Zij hebben hen fiets laten staan.'  (1) Ik denk dat beide 'fouten' ("groter als" en het nooit gehoorde "even groot dan") onafhankelijk van elkaar worden gemaakt, en er geen sprake is van hypercorrectie, omdat mensen die dergelijke taalfouten consequent maken, weinig geven om fouten maken. (2) Ik vind wel dat Van der Meulen heel gemakkelijk naar taaladviseurs verwijst, terwijl hij met geen woord rept over de standaardtaal. Verder lijkt hij hier te willen zeggen dat taaladviseurs beter niet meer hameren. En ook dáárin ligt een negatie van de standaardtaal. Immers, als in de standaard "groter dan" en "ik heet Jan" worden goedgekeurd, en "groter als" en "ik noem Jan" worden afgekeurd (!), dan hoeft er toch helemaal niet gehamerd te worden…!? Het is net de tolerantie t.o.v. spreekgewoonten die afwijkingen van de standaardtaal (schrijftaal) bestendigt.

'Hun hebben' hoor je tegenwoordig ook wel eens bij jonge Vlaamse mannen. 

Van der Meulen: Is dat zo? Nooit gehoord. Het zou in elk geval niet raar zijn dat het de Vlaamse jonge mannen zijn die als eerste de regels overtreden. Jongens vinden taalanarchie, veel meer dan meisjes, cool.

Om het nog even over 'groter als' te hebben: in een aantal oudere taalgidsen werd die variant goedgekeurd. Om verschillende redenen lijkt het een goed idee om dat opnieuw te doen. Risico's op misverstanden zijn er niet, de hypercorrecties zouden verdwijnen en – vooral – het zou onze taal eenvoudiger maken, bijvoorbeeld voor nieuwkomers. En "groter dan" afkeuren? Om de taal eenvoudiger te maken? Moeilijk onderwerp. Je kan wel regels wijzigen, maar het taalgebruik volgt niet altijd; zie electriciteit. Het vraagt doorgaans twee generaties eer een wijziging helemaal voltrokken is. Het lijkt mij wel belangrijk om te proberen de logica zo veel mogelijk te behouden, en waar mogelijk te verbeteren. In dat opzicht zou ik "groter als" in de standaard (!) zelfs toejuichen, omdat er qua betekenis geen verschil is, maar de stabiliteit wel verbetert door de overeenkomst met het Duits. In het noemen/heten geval, waartegen ook Van Istendael fulmineert, is logica net een goede reden om de huidige regels te behouden; wat meer duidelijkheid daarover in de standaard zou de stabiliteit dan weer ten goede kunnen komen.

Van der Meulen: Allemaal waar. Als je de kwestie puur grammaticaal bekijkt, is het een nodeloos ingewikkelde regel. 'Even groot als', 'groter dan', 'niet zo groot als' en 'niemand anders dan', het is niet raar dat mensen dat niet feilloos aanvoelen en er onzeker van worden. Dus ja, er zijn veel argumenten om hier altijd 'als' te gebruiken, of minstens de twee varianten toe te laten (het slechtste idee, en nergens voor nodig!). Maar er is ook een belangrijk tegenargument. 'Groter als' zijn heel veel mensen gaan zien als een uiting van slechte taalbeheersing. Daardoor is het een hele beladen kwestie geworden. Logica gaat vóór…? Dat is bijvoorbeeld gebleken toen er enkele jaren geleden een nieuwe versie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) werd gepubliceerd. Daarvan werd abusievelijk aangenomen dat 'groter als' plotseling was goedgekeurd. Hoewel de ANS absoluut niet pleitte om die variant daarom te tolereren, ontstond er een grote rel. Dat was precies de heisa die in mei '21 werd aangestoken door linguïsten, niet abusievelijk, maar wel met opzet; zie Algemene Nederlandse Communicatiekunst en ANS -Algemene Nederlandse Spraakverwarring. Gezien de huidige maatschappelijke context zal je wellicht nog een veel grotere rel organiseren als je die variant toelaat met als expliciet argument dat het nieuwkomers zou helpen. Minstens de hele rechterkant van het politieke spectrum zou in opstand komen. En waarom de rechterkant? Omdat die tegen nieuwkomers zijn? Die eisen net dat nieuwkomers Nederlands leren. Dit is een serieuze lapsus.

Moeten taaladviseurs daarvoor terugdeinzen?  

Van der Meulen: Ik denk dat je het grammaticale en sociale niet kunt scheiden. Basale fouten wegwerken is altijd beter. Je moet bij dit soort overwegingen ook rekening houden met sociale argumenten. En linguïsten moeten de boel niet bezeiken; zie Linguïstenperikelen.

Een politicus zou zeggen dat er voor 'groter als' geen draagvlak is. Wiens draagvlak trouwens? Dat van taalgebruikers of dat van taalkundigen?

Van der Meulen: Precies. In dit opzicht lijkt taaladvies ook op politiek. Er is niet één juist pad. Je hebt argumenten pro en contra. OK. Je beleidskeuze hangt af van welke argumenten je de belangrijkste vindt. Logica gaat vóór… In het geval van 'groter als' lijkt me het sociale argument belangrijker dan het taalkundige. Taalkundig is ook sociaal, niet…? Maar je hebt ook kwesties waarin dat sociale argument vandaag veel minder zwaar weegt. 'Een hele mooie auto' wordt in sommige taalgidsen nog aangeduid als fout. 'Heel' is hier een bijwoord, en dat wordt in principe niet verbogen. Toch komt 'hele mooie' frequent voor, en zie je de weerstand ook in taalgidsen langzaam verdwijnen. (1) Er is hier anders wel een betekenisverschil. In "heel mooie auto" slaat 'heel' op 'mooie'; in "hele mooie auto" slaat 'hele' op 'auto'. (2) Hier wordt  niet ver genoeg doorgedacht. Als de weerstand verdwijnt, wat blijft dan over? Zijn de beide dan OK? En is dat dan beter voor nieuwkomers? (3) Ook hier weer, zoals hierboven bij "groter dan/als", het idee dat de beide opties zouden kunnen toegelaten worden. Ik heb geen idee wie zoiets bedenkt, maar het is nadelig voor de stabiliteit. Hoe meer van dergelijke variaties worden opgenomen, hoe meer taalgebruikers en linguïsten dat normaal gaan vinden, maar de stof voor discussies gaat toenemen, niet afnemen. Dan forceer je beter de goegemeente met een duidelijke keuze voor één variant. (4) Opnieuw vind ik het vreselijk dat er alleen naar 'taalgidsen' wordt verwezen, alsof er al geen Standaardnederlands meer bestaat. Er zijn te veel parallelle adviesdiensten. Bij de basale fout parallelle processen is het typische gevolg dat geen enkel van die processen ooit helemaal goed functioneert.

Dat draagvlak is er allicht niet voor het foutieve gebruik van 'letterlijk', een verschijnsel waarvan je intuïtief zou denken dat het uit het Engels is overgewaaid. Huh? U laat zien dat er reden is om aan die oorsprong te twijfelen. Hendrik Conscience liet 150 jaar geleden al iemand 'letterlijk aan haar lippen' hangen. 

Van der Meulen: Juist, al is 'Conscience deed het al'  niet per se een argument om het goed te keuren. :-) Ik heb hem geciteerd om iets te vertellen over taalontwikkeling. Mijn hypothese is dat Conscience hier 'letterlijk' gebruikte op dezelfde manier als jongeren het vandaag gebruiken: als een versterker. Met andere woorden: net als de zondaars vandaag gebruikte hij 'letterlijk' niet in de letterlijke betekenis. Dat kan erop wijzen dat het woord 150 jaar geleden al een betekenisontwikkeling had ondergaan. Het kan erop wijzen… Maar het kan ook zijn dat Conscience zich vergiste, of extra-literair wilde doen. En toch gaat Van der Meulen nu verder alsof die ontwikkeling al vaststaat: Gelijkaardige ontwikkelingen zien we wel vaker, en noemen we in de taalkunde verbleking. Precies hetzelfde is bijvoorbeeld gebeurd met 'echt'. Als ik zeg dat iemand 'echt in vuur en vlam staat', zal jij meteen begrijpen dat ik dat niet letterlijk bedoel. Ik wil ermee zeggen dat die persoon 'heel erg' in vuur en vlam staat. Net zoals Conscience met zijn 'letterlijk' wellicht wou benadrukken dat die persoon heel sterk aan iemands lippen hing. Dan nog kan dit toch niet…??

Niemand zal erover vallen als ik zeg dat ik 'echt' aan iemands lippen heb gehangen. Terwijl dat – als je het letterlijk neemt - natuurlijk even vreemd is als het als fout gebrandmerkte 'letterlijk' aan iemands lippen hangen. Waar hebben we het nu over? Je kan toch zowiezo niet aan iemands lippen hangen? En als dat wel kon, dan kon die mens toch niks meer vertellen? Voor een dergelijke figuurlijke (!) uitdrukking lijkt het mij nogal nutteloos om de invloed van een toevoeging van 'letterlijk' of 'echt' te gaan analyseren. Ik ga toch ook niet zeggen dat ik in een analyse "letterlijk de bal mis sla". Dus "letterlijk aan iemands lippen hangen" lijkt mij onzin, ook taalkundig, en dus afkeurenswaardig.

Van der Meulen: Het is opnieuw een mooie illustratie van de willekeur van het taaladvies. En de vraag is inderdaad fascinerend: waar komt die weerstand vandaan? Mijn hypothese is dat het gebruik van letterlijk als een versterker al minstens sinds Conscience voorkomt, maar dat het lang niet als fout is opgemerkt. Tot het, op een gegeven moment, een taaladviseur begon op te vallen. Zo verraadt deze casus ook een beetje hoe taaladvies werkt. Wie een taalgids schrijft (de zoveelste??; waar is de standaard, in 's hemelsnaam?!), zal in de regel aandacht moeten besteden aan de klassieke taalfouten. Maar de auteur geeft zijn gids natuurlijk pas bestaansrecht als je naast de 'golden oldies' ook enkele nieuwe fouten introduceert. Hij meent het?? Ik vermoed dat het zo ook gegaan is met 'letterlijk', al heb ik nog niet precies kunnen vinden welke taaladviseur het wanneer als een fout introduceerde. Als we maar bezig blijven. Taalkunde is, net door de oneindige variaties in individueel taalgebruik, bij uitstek een werkgebied dat je kan blijven uitbreiden.

Tot slot nog een vraagje over de taalwetenschapper als politieagent. Durft u op het fluitje blazen als een van uw naasten een pijnlijke taalfout maakt? Wat bedoelt hij met 'pijnlijk'? Over woorden gestruikeld en op de tong gebeten?

Van der Meulen: Over die kwestie is al in 1900 al een toneelstuk gemaakt: 'De spreektaalveredelingsbond'. Uit dat stuk valt op te maken dat mensen dat toen al heel erg irritant vonden. Maar ook in dit geval hangt veel af van de situatie. OK. Ik ben vader van een kind dat net begint te praten. Wanneer hij later 'hij loopte' zou zeggen, zal ik in mijn respons de juiste vorm gebruiken. Dat lijkt me een weinig agressieve manier van verbeteren, die me in wel meer contexten de meest aangewezen lijkt. Hoewel er niks mis is met fouten aanduiden en wegwerken; door het wijzen op fouten altijd te mijden, leert ook niemand meer om ermee om te gaan. Als goede communicatie erbij gebaat is (zeker als logica meespeelt), mag best op fouten geduid worden. Zeker in schrijftaal; voor spreektaal zijn we veel toleranter (zie ook Spreektaal en schrijftaal). Maar ook dát wordt tegengewerkt door sommige linguïsten; zie Zeuren over taal.

Durft u uw partner te verbeteren?  

Van der Meulen: Als ze me zou vragen om een sollicitatiebrief na te lezen zal ik dat niet weigeren. Maar ongevraagd, aan de keukentafel? Nee, dat doe ik niet. Platbroek. Dit hangt ook van de frequentie af; als je partner niet verdraagt dat je eens een taalfout corrigeert, vrees ik ook voor andere onmin in je relatie.


Die meisje…

  • Voor meer info over het woordgeslacht, zie de sectie hieronder, of de uitgebreide uitleg van taaladvies.net, of hier de korte versie van Team Taaladvies (VL):
    Vrouwelijke en mannelijke zelfstandige naamwoorden zijn de-woorden; onzijdige zelfstandige naamwoorden zijn het-woorden. Dat het grammaticale geslacht kan afwijken van het biologische geslacht, blijkt uit het feit dat levende wezens ook aangeduid kunnen worden door het-woorden, bijvoorbeeld het meisje, het kind en het paard.
  • Verkleinwoorden worden met aanwijzend voornaamwoord 'het' aangeduid. 'Het'-objecten (verkleinwoord of niet) worden 'onzijdig' genoemd, en bezit wordt aangeduid met 'zijn'. "Het meisje" is onzijdig, dus het draagt een rood kapje, en draagt zijn mandje aan de arm. Ander voorbeeld: het paard was vorige week nog drachtig; het zoogt nu zijn veulen (wat even raar klinkt als "het meisje neemt zijn fiets", dat bovendien niet eenduidig is, nl. wiens fiets?).
  • Een meisje is biologisch vrouwelijk, een jongetje is mannelijk (op een eventuele genderfluïditeit na). Roodkapje is een meisje; zij gaat naar haar grootmoeder met haar mandje aan de arm. En: de merrie zoogt haar veulen.
  • Het conflict tussen het woordgeslacht en het biologisch geslacht in "het meisje" zorgt ervoor dat we "het meisje neemt zijn fiets" raar vinden, ook al voldoet dat aan de regels. In de praktijk blijken taalgebruikers meer geneigd het biologisch geslacht te laten doorwegen. Zie ook andere voorbeelden bij Onze Taal, dat (? :-) hieruit zelfs een regel destilleert: "het biologisch geslacht gaat vóór".
  • Kiezen voor het biologisch geslacht creëert een probleem voor alle objecten die geen biologisch geslacht hebben. Zoals in "de organisatie presenteert haar jaarverslag" (zie verder). Het is altijd problematisch als we een kenmerk willen opdringen aan een object dat daar in feite geen nood aan heeft. Dat is een vrij simpel vlag-en-ladingprobleem. Een organisatie heeft geen biologisch geslacht, maar ze (…) zou wel een woordgeslacht moeten hebben? De Engelsen hebben dat probleem niet. Zij gebruiken 'it' voor alles wat niet biologisch 'he' of 'she' is. Logica gaat vóór…
  • Hier speelt een basale fout. Om te weten of het 'zijn' of 'haar' fiets moet zijn, moeten we het geslacht van "het meisje" kennen. Maar: er zijn twee geslachten van 'meisje', nl. het woordgeslacht en het biologisch geslacht; er is dus sprake van een gebrekkige aspectscheiding.
  • Veel van de ellende komt uiteraard voort uit het feit dat bij een onzijdig naamwoord (bv. 'meisje') het mannelijk voornaamwoord 'zijn' hoort (met het vrouwelijk was het minstens even erg geweest; bv. "het jongetje neemt haar fiets"). Dat is vragen om problemen. Door 'zijn' te koppelen aan 'het' worden biologisch geslacht (zijn) en woordgeslacht (het) meedogenloos vermengd. Hadden we nu, net als in het Engels, een apart bezittelijk voornaamwoord gehad voor onzijdige objecten, dan was er allicht geen probleem geweest. Bijvoorbeeld: The horse is black; its foal is black too. In het Nederlands ontbreekt iets als "its". Zoals "het meisje neemt hets fiets"? Zoiets. Probleem opgelost.
  • Ik zie geen verband met "het meisje die". Immers, 'dat' hoort bij 'het' (het paard dat…), en 'die' bij 'de' (de vrouw die…, de man die…); dit heeft niets met het geslacht te maken, noch woord-, noch biologisch. Hierin zit dus geen logica die we kunnen doortrekken naar "het meisje neemt zijn fiets". Dat deze gestudeerde en zelfs gedoctoreerde taalkundige zich hierin laat misleiden zegt iets over het gevaar van het gebrek aan logica (en de menselijkheid van doctorandi).
  • Nog een andere eigenaardigheid ligt hier aan de basis van de stress. Dat 'meisje' en 'jongetje' verkleinwoorden zijn is duidelijk, maar waarom kennen we wel 'jongen' maar niet 'meis'? Waarom wordt een vrouwelijk kind altijd een verkleinwoord? Vanwaar deze letterlijk (!) kleinerende discriminatie? Was "de meis", naast "de jongen", dan niet logischer geweest? Ik vermoed dat net dáárom veel nieuwkomers, zoekend naar logica (!), gemakkelijk "de meisje" zeggen. En meteen ligt daar, hoewel op een andere manier, mogelijk ook de basis van "het meisje die…", naar analogie met "de jongen die…".

Conclusie: negeer basale fouten of logica, en je krijgt miserie. En Van der Meulen heeft gelijk; logica en coherentie (een vorm van logica) zijn niet altijd aanwezig in onze taal. De regels rond woordgeslacht zijn exemplarisch. Terug naar de hoofdtekst.


Mannelijk, vrouwelijk of onzedig?

Ik stel de volgende vraag aan Microsoft's Copilot: "waarom is 'organisatie' een vrouwelijk zelfstandig naamwoord?". We weten al dat dit een kwestie van afspraak is; de vraag is tegelijk bedoeld als test voor Copilot. Dit krijg ik terug:

Het zelfstandig naamwoord "organisatie" wordt in het Nederlands als vrouwelijk beschouwd. Er is een subtiel verschil tussen "is X" en "wordt als X beschouwd". Dat laatste suggereert dat "is X" niet noodzakelijk waar is. Wat in dit geval ook klopt, want een organisatie heeft geen geslacht. Laten we eens kijken naar de redenen achter het grammaticale geslacht van woorden in het Nederlands (iets doet mij nu denken aan Indiana Jones en de heilige graal):

1. Grammaticaal Geslacht (of woordgeslacht):
– In het Nederlands hebben zelfstandige naamwoorden een woordgeslacht (ook wel genus genoemd). Er zijn drie woordgeslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig¹.
– Het woordgeslacht bepaalt de keuze van het bepaald lidwoord (zoals "de" of "het") en speelt ook een rol bij de keuze van de meeste voornaamwoorden (aanwijzende en bezittelijke).
Dit is in elk geval correct, maar "een reden achter het grammaticale geslacht" zie ik nergens.

2. Het-woorden en De-woorden:
Het-woorden zijn onzijdig. Ze hebben "het" als lidwoord (klinkt logisch; het zijn immers het-woorden). Het bezittelijk voornaamwoord van een onzijdig zelfstandig naamwoord is "zijn" (klinkt niet logisch!), en het verwijswoord is "het". Het aanwijzend voornaamwoord is "dit" of "dat".
De-woorden kunnen zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Het gaat hier om het woordgeslacht of grammaticaal geslacht. Ze hebben "de" als lidwoord (weer logisch). Het aanwijzend voornaamwoord is bij mannelijke en vrouwelijke de-woorden gelijk: "deze" of "die". Afhankelijk van het woordgeslacht verwijs je naar een de-woord met "hij/hem" (mannelijk, voor de volledigheid) of "zij/haar" (vrouwelijk). Het bezittelijk voornaamwoord is "zijn" (m) of "haar" (v)².
Nog geen redenen in zicht.

3. Vrouwelijke De-woorden:
– Vrouwelijke de-woorden herken je vaak aan hun uitgang. De-woorden op "-e", "-de", "-te", "-ie", "-ij", "-teit", "-heid", "-ing", "-st", "-is-", "-ica", "-theek" en "-iek" zijn vaak vrouwelijk. Interessant. Dat zegt echter weinig over 'organisatie', behalve dat dit woord vrouwelijk kan zijn; 'vaak' is niet 'altijd', maar wel 'soms niet'.
– Enkele voorbeelden van vrouwelijke de-woorden zijn: "de universiteit", "de stad", "de vereniging" en natuurlijk ook "de organisatie"².
(1) 'Organisatie' is dus vrouwelijk, maar dat wist ik al, door overlevering; dat stond trouwens in de vraag. (2) Ik kijk nog altijd uit naar een reden achter het grammaticale geslacht van woorden in het Nederlands.

4. Uitzonderingen:
– Soms wijkt het grammaticale geslacht af van het biologische geslacht. Bijvoorbeeld, levende wezens (die alvast een biologisch geslacht hebben)(behalve amoeben?) kunnen ook aangeduid worden door het-woorden, zoals "het meisje", "het kind" en "het paard"³. Hier wordt een grote groep vergeten, nl. de woorden die geen biologisch geslacht hebben, waarbij het biologisch geslacht dus ook niet gelijk kan zijn aan het grammaticale geslacht. Je kan je bovendien afvragen of een 'kind' (paard, schaap, konijn, …) wel een biologisch geslacht heeft; iets als "mannelijk of vrouwelijk" lijkt mij geen bruikbare omschrijving.

Kortom, "organisatie" wordt als vrouwelijk beschouwd vanwege de taalkundige regels (ach zo?) en de uitgang (-ie) van het woord. Het heeft niets te maken met het biologische geslacht van de entiteit zelf (dat ook niet bestaat).

Bron: Gesprek met Bing, 19/2/2024
(1) Woordgeslacht (algemeen) – Taaladvies.net. .
(2) Hoe herken je onzijdige, mannelijke en vrouwelijke woorden?
(3) Woordgeslacht: mannelijk, vrouwelijk of onzijdig? – Vlaanderen.be.
(4) organisatie – Wiktionary.
(5) Waarom zijn zoveel zelfstandige naamwoorden vrouwlijk?. Dit is een mooi voorbeeld van het risico op slechte kwaliteit bij de verwerking van online informatie door generatieve AI.

Op het eerste gezicht is dit antwoord van MS Copilot verrassend mooi qua inhoud en structuur. Op het tweede gezicht zien we ook andere dingen.

  • Waar die "redenen voor het grammaticale geslacht van woorden in het Nederlands" vandaan komt is mij een raadsel. Ik had heel graag het antwoord op die vraag gelezen, maar het kwam niet. Deze 4 punten zijn absoluut niet te beschouwen als redenen.
  • De nummering van 1 tot 3 klopt niet. Punt 2 is een verdere verklaring van het tweede deel van punt 1. Punt 3 is dan weer een detaillering van het tweede deel van punt 2. Punten 1, 2 en 3 mogen bijgevolg niet evenwaardig naast elkaar staan; in feite moeten ze in elkaar schuiven.
  • Dat 'organisatie' als vrouwelijk wordt beschouwd vanwege de uitgang (-ie) wil ik aannemen (ook al is dat niet helemaal zeker), maar waarop slaat "vanwege de taalkundige regels"? Dat uitgang -ie duidt op 'vrouwelijk' geldt blijkbaar voor de-woorden (zie punt 3; over het-woorden wordt daar niets gezegd), maar dan zou een andere regel moeten duidelijk maken dat 'organisatie' een de-woord is, en die zie ik niet. Dus de conclusie is mooi geschreven, maar ze klopt niet.

Wat is een zaaknaam?

De aanleiding

In de secties hierboven gaat het o.m. over het woordgeslacht. Op een bepaald ogenblik zocht ik een term voor objecten die geen levende wezens zijn, en ik dacht spontaan aan 'zaken', en aan de term voor het benoemen van een zaak, een 'zaaknaam'. Toch een beetje onzeker keek ik online even na, maar mijn gedachte werd, tot mijn verrassing, niet bevestigd.

Het antwoord van Copilot

Een zaaknaam is een zelfstandig naamwoord dat de zaak aanduidt. Bijvoorbeeld: iemand die zijn zaaknaam wijzigt om een beter imago te krijgen¹²³⁴. Het is een term die wordt gebruikt om een specifieke entiteit, bedrijf of organisatie te identificeren. In het dagelijks taalgebruik verwijst een zaaknaam vaak naar de officiële naam van een bedrijf of winkel. Zo'n naam kan variëren van een individuele handelsnaam tot een merknaam.

Antoniem van een zaaknaam is een persoonsnaam, die verwijst naar een individu. Dus terwijl een zaaknaam een bedrijf of organisatie aanduidt, identificeert een persoonsnaam een specifiek persoon³.

Bron: Gesprek met Bing, 19/2/2024
(1) Zaaknaam – 2 definities – Encyclo. https://www.encyclo.nl/begrip/zaaknaam.
(2) zaaknaam Nederlands woordenboek – Woorden.org. https://www.woorden.org/woord/zaaknaam.
(3) Wat is de betekenis van zaaknaam – Ensie. https://www.ensie.nl/betekenis/zaaknaam.
(4) zaaknaam betekenis en definitie. https://www.betekenis.be/woord/zaaknaam.
(5) undefined. https://nl.wiktionary.org/wiki/zaaknaam.

Voor de duidelijkheid: alle vermelde bronnen geven dezelfde definitie.

taaladvies.net

Voor 'zaak' krijg je maar liefst 102 zoekresultaten, maar gewoon 'zaak' staat er niet tussen. Voor 'zaaknaam' krijg je twee resultaten; dit is wel een interessant tussendoortje.

Team Taaladvies

Geeft 4 zoekresultaten voor 'zaak', waarvan 3 met de betekenis 'onderneming'; de 4e gaat over iets anders. Voor 'zaaknaam' krijg je een tiental resultaten, één op basis van 'zaaknaam' (hetzelfde geval als bij taaladvies.net), maar ook andere, met de combinatie van 'zaak' en 'naam', of enkel 'zaak', of enkel 'naam'. De functionaliteit van het zoekveld maakt een verschil voor de effectiviteit van een adviesdienst. Onduidelijkheid daarover is gewone ICT-ellende.

Het antwoord van Van Dale Online

Van Dale zegt voor 'zaaknaam': "het woord is verkeerd gespeld of het staat niet in het gratis woordenboek". Ze laten echter niet na een oplossing te bieden: "Wil je meer woorden en mogelijkheden? Neem een abonnement". Helaas, alles wordt uitgebuit. Niets garandeert echter dat, na betaling, mijn vraag zal kunnen beantwoord worden.

Ik probeer met 'zaak', en dat levert wel iets op:

  1. voorwerp, ding
  2. handel, bedrijf, winkel: kledingzaak, sportzaak; goede zaken doen (a) goede winst maken; (b) een goed resultaat halen
  3. (in het algemeen) aangelegenheid, affaire: dat is zijn zaak dat moet hij weten; dat doet niets ter zake heeft er niets mee te maken; ter zake (a) hou je bij je onderwerp; (b) laten we beginnen
  4. (juridisch) geding, proces

Van Dale offline

De goede oude Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, twaalfde, herziene druk (de komma is cruciaal) geeft mij maar liefst acht verschillende betekenissen voor 'zaak':

  1. zeer algemene term waarmee wat dier noch mens is wordt aangeduid
  2. ding, voorwerp
  3. aangelegenheid
  4. handeling van koop en verkoop
  5. bedrijf, onderneming
  6. wat gebeurt, wat voorgevallen is
  7. dat waarover men spreekt, onderwerp
  8. gerechtszaak, proces

Voor 'zaaknaam' geeft Van Dale als verklaring: woord dat een zaak noemt. Logisch, denk ik, en dit geldt algemeen voor alle betekenissen van 'zaak'.

Waarom vind ik het de moeite waard om hierover een aparte sectie te maken? Ik heb meer en meer de neiging om te schrijven over zaken :-) die mij opvallen als vreemd, onlogisch, verwarrend e.d., om te begrijpen waar de oorzaak :-) zit, om doorgaans te constateren dat er basale fouten in het spel zijn (moest er nog zand zijn?). Specifiek bij deze zaak zie ik dat alle door Copilot gebruikte online adviesdiensten (voor zover die je een 'dienst' bewijzen) dezelfde fout maken: ze beperken zaak tot betekenis 5 (bedrijf, onderneming), en met volle overtuiging, vermits geen enkele iets zegt over mogelijke andere betekenissen.

Niet alleen de 'officiële' adviesdiensten doen aan parallelle processing, maar ook private initiatieven moeien zich op het strijdtoneel. Als er dan geen duidelijke standaard wordt gedefinieerd en onderhouden, dan krijg je woekering, wat haast altijd uitdraait op ziekte, en soms op de dood.

Conclusie

  • Let op met online bronnen.
  • Generatieve AI doet aan voortplanting van fouten.
  • Zonder een standaardtaal gaat een taalsysteem ten onder aan woekeringen.